Plons


Laatst was er weer zo’n ‘lollig’ bericht; Het zoontje van Rapper Keizer is, onderweg naar het ziekenhuis, in de auto geboren. Keizer rapt recht in de camera over ‘ontploffing’, vruchtwater spetterend over het dashboard en vruchtwaterdrab in zijn haar. Hij schatte in dat het een hele tijd zou duren om zijn metalliczwarte ‘Waggie’ weer schoon te poetsen. Was het rappen of meer mopperen? Uit de mond van de in Suriname geboren jonge vader klinkt alles als een rap. Of het voor zijn vrouw net zo lollig was? Ik vraag het me af.
Hoe kon de afweging om wel of niet naar het ziekenhuis te vertrekken -omdat… vrij naar Keizer: ‘Ze een spuitje nodig had om te relaxen.’- zo omslaan naar een onbedoeld hectische bermbevalling.
Inschatten hoe een ontsluitingsperiode zal verlopen is sowieso een lastige, al heb je jaren ervaring met barende, puffende, kreunende vrouwen.

Zo is binnen onze praktijk, een luttele vier dagen voor kindje Carborn-Keizer, zuigeling Swimstar-Silvie te water gelaten. Haar eerste zwemdiploma meteen in da pocket. Zij werd in bad geboren.
Op de vroege maandagochtend is mijn collega Wilke bij de aanstaande moeder Catharina geroepen. De weeën zijn aarzelend opgang aan het komen, ontsluiting slechts een krappe twee centimeter. Wilke zegt: ‘Tegen tienen kom ik terug.’ Catharina vindt dat goed: ‘Tien uur, half elf, kijk maar.’
Als Wilke en ik samen op de praktijk zijn voor het dagelijkse telefonisch spreekuur, is iets na half negen, onze badbevalmoeder de eerste beller. Haar mededeling luidt: ‘De vliezen zijn gebroken!’ vervolgens vraagt zij: ‘Mag ik in bad?’
Catharina weet vanaf het begin van haar zwangerschap dat ze deze maal in water wil baren. Speciaal hiervoor is een ovaal bevalbad gehuurd. Haar sereenblauwe ‘Baddie’ staat al meer dan een week kant en klaar in de babykamer. Hij moet alleen nog met warm water gevuld worden. Ik vertel hier graag de ‘Hottub-anekdote’ [geleend van een erudiete Nijmeegse Vroedvrouw] over een gezin waar het bad drie volle dagen had staan dampen. Door het 37-graden warme water glibberde het behang naderhand in complete vellen van de muur. Daar kan geen behangafstomer tegenop. ‘Wacht met vullen tot de bevalling echt doorzet,’ voeg ik als tip toe.
Volgend dilemma; hoe schat je in dat het zover is? Alle voors en tegens afwegend geeft Wilke haar fiat om de warmwaterkraan open te zetten. Tijd om te relaxen. We kunnen altijd emmers afgekoeld putten en wisselen met heet.
Beter dan de beklagenswaardige echtgenoot die op de knieën, pufje voor pufje, het bad opblies; terwijl zijn eega met samengeknepen billen, puuUUuùfje voor puuUUuuùfje, probeerde het kind binnen te houden. NB: Na het opblazen is er zo’n 650 liter water nodig om het bad af te vullen. Wat toentertijd -we spreken over september 2002- met emmertjes zou gaan gebeuren. Tweeëndertig-en-een-halve emmer. Onbegonnen werk.
Gelukkig gaat dit tegenwoordig met een elektrische opblaaspomp en een lange, extra brede vulslang.

Wij drinken onze koffie en handelen verschillende telefoontjes af. Het is nog lang geen half elf.
09:54 ‘Het gaat niet goed hier, kun je komen?’ Gideon aan de lijn, we horen Catharina loeien op de achtergrond. Wilke schiet in de versnelling.
10: 01 Aankomst Wilke: Baby Silvie is al geboren in bad!
Met verbazing herlees ik het sms’je enkele malen. Relax-omslagpunt 2.0!
Alles blijkt op film te staan. Zo kan Wilke de tijdstippen exact herleiden voor haar verslagje.
De volgende dag mag ik de opnames bekijken.
Een bewonderenswaardige happening. De volkomen in zichzelf gekeerde Catharina die geheel op gevoel haar kindje naar buiten perst. Gideon filmt met vaste hand en zegt ondertussen bemoedigende woorden. Er spettert geen vruchtwater tegen het behang, niet op een autodashboard en zeker niet in het haar van Gideon. Alles verloopt vlekkeloos daar in ‘Baddie’. Vader blijft zelf ook geheel buiten beeld, geen onnodige ego-selfie-rap. Catharina en Silvie zijn hier de sterren.
We zien Catharina stralend van trots de camera inkijken. Luttele seconden later horen we gebonk op de trap.

@poldervroedvrou

Gambia


 
7:08 Het eerste telefoontje van deze ochtend. Er wordt gebeld vanuit Gambia. Met een matige verbinding probeert iemand mij te informeren over bloedverlies, drie maanden zwanger en op-vakantie-ver-weg. Ik moet het allemaal even tot mij door laten dringen terwijl de wekker ondertussen dringend en lang rinkelt.
Telefoontjes over bloedverlies bij prille zwangerschappen; dan zullen we diegene altijd op ons spreekuur uitnodigen, zelfs om zeven uur in de ochtend kunnen we daar tijd voor maken. Maar Midden-Afrika?
Ik hoor haar uit over hoeveelheid, duur, wel of geen krampen. Ze stelt voor me een foto te appen. Via mijn privémobiel met WhatsApp-functie is dat wel mogelijk, dus ik dicteer mijn nummer.
Plingpling.
Ik pak mijn bril van het nachtkastje en bestudeer op mijn nuchtere maag een ietwat bloederige foto. Ach, een verloskundige is wel wat gewend, op alle tijden van de dag. Ik zeg oprecht dat ik het vind meevallen. Voor een leek is dit misschien ‘heel veel’, voor mij lijkt het erop dat een gevoelige baarmoedermond iets gebloed heeft. Ze heeft geen krampen of noemenswaardige buikpijn dan misschien die van de zenuwen. ‘Ik kan je gerust stellen, dat ziet er niet uit als een miskraam in gang.’ (En ik bid dat het waar is wat ik zeg)
Hoe kan ik Suzanne en Maarten helpen daar in den vreemde? Ze vliegen dinsdag terug. Dat duurt nog bijna een hele week. ‘Doe rustig aan en ga niet te veel lopen sjouwen, dan wordt het vast weer minder. Jullie hebben al een paar goede echo’s gehad. Dat moet gewoon de baarmoedermond zijn, geen miskraam,’ probeer ik haar te bemoedigen.
Ploink
Gambia-Facebooknieuwtjes-Verloskundigen-connecties: Ellen! De vroedvrouw die met een heuse Stichting een kraamkliniek in Serrekunda, de hoofdstad van Gambia ondersteunt.
Klik klik klik
Mijn brein verbindt al deze informatie razend snel met elkaar.
Ellen is nu in Gambia in die kraamkliniek. Gister zag ik een vrolijk Facebookfilmpje waarin acht kleurrijke vrouwen in een gammel autootje door de straten van Serrekunda crosten. Ik beloof Suzanne dat ik ga proberen om Ellen te bereiken. (God knows how)

Was ik niet degene die in het verleden een dame met onverwacht prematuurgebrokenvliezen met wat googelen, rondbellen en bluffen vanuit mijn luie stoel een Zuid-Limburgsziekenhuis binnenloodste, ben ik niet zelf een aantal malen richting Eemhof-Centerparcs, Nudistencamping of Zeewoldense boerderij geracet om daar onbekende hoogzwangeren te verlossen, of kwamen buitenlandse zwangeren niet onaangekondigd onze praktijk binnenlopen? Rusland, Nieuw-Zeeland, Panama. Omdat ze hier op vakantie of familiebezoek waren.

Ellen gaat mij helpen, dat weet ik nu al. Of ze is er zelf nog, of ze kan me uitleggen waar Suzanne het beste heen kan ter controle. (Fingerscrossed)
Als eerste zoek ik via Google haar praktijk in Arnhem. Puurvroedvrouwen. Telefoonnummer van de dienstdoende; hij gaat één keer over. Het is inmiddels half acht en ik probeer, met niet al te veel haperen, logisch en duidelijk uit te leggen wat er aan de hand is, en wat ik van haar verlang. Zij belooft Ellen op de hoogte te brengen per sms, maar dacht dat ze vandaag aan de thuisreis zou beginnen, en er is tijdsverschil, dus bellen doet ze liever niet.
‘Prima, dank, ik wacht af.’
Ondertussen app ik een foto van de foundation-website richting Gambia. In de hotelkamer hebben ze wifi, dan kunnen ze alvast bekijken waar het is. Mijn hoofd is er vol van, de dag begint hier in Zeewolde, afwachten moeten wij allen.
8:45 Om kwart voor negen belt Ellen vanuit Serrekunda, Gambia.
‘Ja, het is goed als ze komt, ik zal echoën, ik ben er tot half twaalf. Laat haar maar naar de kliniek komen, gewoon door de hoofdingang naar binnen en vraag naar Ellen Plaschek, ze kennen me daar allemaal.’ (Dat wil ik geloven)
Ik beloof haar een column in de Zeewoldense krant over het gehele gebeuren met vernoeming naar haar stichting. ‘…en laat de donaties dan maar binnenstromen,’ voeg ik er aan toe.
Het blijkt lastig om Suzanne terug te bellen omdat hun telefoon is doorgeschakeld naar Maartens compagnon Rene en ze zitten waarschijnlijk niet meer in een wifi-zone. Ik zend het bericht telepathisch: ‘Bel me!’
10:30 Gelukkig, Suzanne belt mij weer: ‘We zijn in het ziekenhuis, maar vinden Ellen niet.’ Het is half elf. We checken nogmaals of ze wel in het juiste ziekenhuis zijn aangekomen.
Weer iets later smsje: We wachten bij de maternityward. Dit bericht zend ik door naar Ellen en ik wacht mee.
11:55 En dan, om vijf voor twaalf, de verlossende sms: We zijn geholpen door Ellen, Echo zag er goed uit. Hartje klopte en kindje bewoog.

Met verende tred vervolg ik mijn weg. Hoera voor deze World Wide Service

Ellen bedankt!

 Hierbij de link naar de website van Puurfoundation en bedankt namens EllenJ

Zeven weeën en één perswee


'Niet aanbellen, klop even op het raam, anders worden de jongens misschien wakker.'
Terwijl het DINGDONG door de gang galmt herinner ik me haar verzoek.
Oepsie...
Bij haar oudste zoon was de totale duur van de bevalling twee-en-een-half uur. Erg vlot voor een eerste. Bij zoon nummer twee deed ze het in een uurtje minder, slechts anderhalf uur van de start van de weeën tot kind in de armen.
Op het spreekuur hadden we er al eens over gefilosofeerd: 'Deze keer weer een uurtje korter?'
Nou poeh, baren binnen dertig minuten, ze weet niet of dat is wat ze wil. ‘Dan zal er vast niemand in de buurt zijn om me te bij te staan.’ Die paniek giert, alleen al bij de gedachte, als een vuurbal van boven naar beneden en weer terug door haar lijf om in de keel te blijven hangen.  ‘Brrrr,’ Dat ze die week al wat harde buiken had gehad -die ze zelf niet noemenswaardig vond- vertelt Bert mij. Dat ze vast al iets ontsluiting heeft, tja, dat hoort een beetje bij een derde zwangerschap. ‘Ze durft het huis al bijna niet meer uit,’ hoor ik ook van Bert. Marieke zelf is meer een drager dan een klager.
Wachten we tot deze tikkende tijdbom vanzelf afgaat? Of kunnen we het proces wellicht een klein beetje sturen?

Wanneer ze op een vrijdagmiddag aankondigt drie harde buiken achter elkaar te hebben gevoeld -die klaarblijkelijk nu wel noemenswaardig zijn- én daar terloops aan toevoegt dat ze de slijmprop verloren is, spreken we een tijdstip af dat ons allen schikt; de jongens op bed, rust in huis en dan een keertje goed strippen -tijdens een inwendig onderzoek, als het lukt, de baarmoedermond zo prikkelen dat harde buiken hopelijk overgaan in weeën- Daarna rustig afwachten wat er gebeuren gaat. Ze maakt een opmerking over koffiezetten en verwacht me rond het achtuurjournaal. ‘Dan zullen de jongens in ieder geval liggen.’
En niet bellen, maar kloppen dus.

Marieke doet zelf open. Bert zit klaar voor het nieuws.
Als ik, op deze serene koele vrijdagavond halverwege maart, een paar centimeter soepele ontsluiting toucheer en vervolgens geheel per ongeluk de vliezen breek is de aankomende bevalling een voldongen feit.
Om klokslag acht uur zet de eerste echte ontsluitingswee direct goed door.
En hoe!
Man en vroedvrouw zitten samen op de bank. Wij kijken toe en laten ons koffie inschenken. Marieke moet rondlopen van me en wij starten met het becommentariëren van iedere doorgemaakte wee.

‘Oei!’ zegt ze terwijl ze naar haar onderbuik grijpt.
‘Ha de eerste wee is daar... Eén.’
Ze knikt, want ze herkent het weer. Ja, daar zijn ze…
De pauze benut ze om koekjes bij de koffie te zoeken.
‘Pffff.’ Hoor ik terwijl ze over het aanrecht buigt.
‘Aha. dat zal een tweede wee zijn.’
Een aangebroken pak speculaasjes gooit ze onverwacht bruusk op de salontafel.
‘Hier! Oeioeioeipfffff.’
‘Goh, nu alweer de derde…’
Moeders loopt rondjes om de keukentafel, met allengs driftig wordende stapjes.
In de weeënpauze lacht Marieke om ons enthousiasme vanaf de zijlijn. Maar vlot daarna betrekt haar gezicht wederom.
Daar komt wee nummer vier opzetten en een vijfde.

Ze lacht er niet meer bij. ‘Want,’ sist ze tussen haar opeengeklemde kaken: ‘Nu wordt het menensssspfff.’
Wij geloven haar terstond.
Het bakkie koffie laten we voor wat het is, einde koffiebreak, werk aan de winkel.
We stommelen achter elkaar aan naar boven, Marieke voorop.

‘Ssst, de jongens,’ fluistert Marieke uit gewoonte.
We sluipen op onze tenen over de overloop, om niemand onbedoeld te wekken, maar meer nog om Marieke happy te houden. Marieke strandt net voor het opkomen van de zesde wee naast bed, grijpt zich vast aan de bedrand en briest als een paard.
Brrrrrfffffffh. Brrrrrrrffffffffffh!
Bij de zevende wee voelt ze het drukken.
'Wat wil je, gaan liggen of blijf je staan?'

Ze zegt niks, schudt alleen haar hoofd, maar niet perse omdat ze niet wil gaan liggen. Volledig in zichzelf gekeerd.
Dat barensnood een zo intens heftig omslagpunt kan hebben.
Ze laat zich op haar zij op bed ploffen, draait een kwartslag en Bert en ik helpen haar in één beweging uit broek en onderbroek.
Volgende wee, persen maar...
Met één flinke pers wordt een dochter geboren van ruim acht pond. Een blik op de klok: Half negen!

Dus echt binnen een half uur.
Mijn koffie zal nog warm zijn.

Speculaasje erbij.
Heerlijk!

 
@poldervroedvrou


Snert, Stamppot en Spoed


 
Halverwege de middag belt Anneke over gelig vochtverlies.
Ik raad haar aan een origineel kraamverband in te doen en mij weer te bellen als ze wat kan laten zien. Om vijf uur ben ik bij haar, het ruikt er heerlijk naar eigengemaakte snert, ik snuif eens diep. Zij drentelt onrustig rond. Er staat een grote pan op het fornuis, door de glazen deksel is de groene soep met stukjes prei, wortel en rookworst te zien.
Eén steek had ze gehad sinds het vochtverlies en een onbestemd gevoel onderin. Maar nog geen noemenswaardige weeën, alleen dat vocht.
Op mijn verzoek haalt ze het kraamverband, waarin ze wat had opgevangen, van boven.
Gelig, had ze gezegd aan de telefoon.
Geel is meestal gewoon afscheiding, of misschien zelfs urine. Vruchtwater is rozig, doorzichtig, soms met witte vlokjes.
Als het vruchtwater groen ziet, is dat over het algemeen niet wat we willen. Dan heeft het baby’tje erin gepoept. Misschien vanwege stress, misschien louter omdat zijn darmen vol zitten. De regel is: Insturen om de conditie van het kindje tijdens de ontsluitingsperiode te in de gaten te houden met een babyhartslagmeter, ( Cardio-Toco-Grafie, kortweg CTG)
Als ze beneden komt, sta ik gedachteloos in de soeppan te staren.
Het verbandje, wat ze een beetje gegeneerd aan mij showt, laat geen twijfel voor mij als vroedvrouw.
Dit is GROEN, lichtgroen met enkele slijmerige donkergroene brokjes.
(Euhm… Ik heb nooit beweerd dat mijn werk altijd even smakelijk is hè?)
Hein moet uit zijn werk komen, de kleine jongen zal bij de buurvrouw blijven en ik wil Anneke naar het ziekenhuis sturen ter controle. Hartslag klinkt goed, er is geen directe haast.
‘Vraag je man thuis te komen, geef hem als eerste een bakkie soep.  Jij moest het maar niet eten, te zwaar op de maag als je daarna nog gaat baren. Bel mij als je man thuis is, dan meld ik je aan bij het ziekenhuis en kunnen jullie vertrekken.’
‘O, dan ga jij niet mee?’
‘Tja, je heb nu geen weeën, ze doen eerst CTG. Mocht je vanavond of vannacht gaan bevallen, dan mag je me bellen.’
Ik ging naar huis om mijn eigen winterkost te maken. Spruitjesstamppot. De vlotste manier is; reeds geschilde aardappels en schoongemaakte spruitjes koken, spekjes bakken, soms een gesnipperd uitje erbij, stampen, beetje melk, in een ovenschaal, met de juiste mise-en-place heb ik het binnen een half uurtje in de voorverwarmde oven. Twintig minuten op 180 graden. Hoppa.
17:46 Hein: ‘Ik ben er en trouwens; ze heeft nu weeën.’
Ik: ‘Ik zal het ziekenhuis op de hoogte brengen, ga maar.’
Klinisch verloskundige meldt dat ze vol liggen.
Ik bluf: ‘Doe me dat niet aan, ze zitten al in de auto…’
Binnen twee minuten belt ze terug. Ze gaat plek maken.
Thank You Lord.
17: 55 Hein: ‘Anneke vraagt zich af of ze nog wel in de auto kan stappen… Wat moet ik doen?’
Ik resoluut: ‘Inladen en gas op de plank!’ Hein weet natuurlijk niets van mijn voorbede om Anneke binnen de krijgen op de verlosafdeling en daarbij had ik gehoopt dat ze al vertrokken waren.
Wat ik wel weet, is mijn toezegging van bijstaan.
De oven gaat uit. Ik sms mijn man enkele instructies en vertrek met gezwinde spoed.
Om 18:15 belt Hein mij: ‘We zijn er. Welke ingang?’
Om 18:25 ploft Anneke op het verlosbed, de vertraging zat hem in drie -intussen- serieuze persweeën bij ingang, lift en hal. Het kenmerkende oerlawaai vanuit het halletje alarmeerde de hulptroepen.
Om 18:27 arrivé Poldervroedwoman. Ik gooi de vroedcape af en stort me in het baringsgeweld.
Om 18:34 mag Anneke voluit persen.
Om 18:42 is de zoon geboren, met een kruintje vol groene smurrie.
*Moet ik voor je over houden, of mag het op?* smst mijn man.

 

@poldervroedvrou

Contrasten


‘Graag zou ik met een ruggenprik bevallen.’
Het was niet de allereerste zin die ze uitsprak, maar wel degene die bleef hangen.
Veerle, geboren en getogen in België, getrouwd met Brandweerman Maarten, de liefde die haar in ons kleine polderdorp had laten wortelen. Veel van onze gewoontes had ze zich eigen gemaakt. Maar nu Hollands bevallen? Dat nooit.
We praatten lang, we praatten breed. Ze ging een keer op gesprek bij de gynaecoloog. De zwangerschap verliep zonder al te veel problemen.
‘Mag ik in het bad van het geboortehuis bevallen?’
Deze vraag kwam van Erna. Zij had gelezen over de behaaglijkheid van het warme water en dat leek haar wel wat. We praatten kort en ik zei: ‘Een badbevalling lijkt mij een uitstekende keuze.’

En zo bevinden we ons halverwege een mistige novembernacht, waar in huize Brandweerman ‘den arbeid zijn aanvang heeft genomen’.
Toevallig was ik vlak daarvoor bij Erna geweest, vliezen gebroken en een aarzelend begin van weeën.
‘Gaan jullie vast die kant op?’ had ik Erna gevraagd. Harold sjouwde al met Maxi-Cosy en vluchtkoffertje. ‘Laat het bad maar vollopen. Zie ik jullie daar.’
Veerle heeft voldoende ontsluiting voor het echte pijnstillingswerk.
Grote ogen in het hoofd, hyper van de hele happening. Onze brandweerman heeft kleine oogjes. Hij had een enorme brand moeten blussen op een vrachtwagenbedrijf en was 24uur in touw geweest.
Ik bel met de verlosafdeling van het ziekenhuis, meld mijn cliënte met het epidurale-verzoek aan en vertrek zelf richting geboortehuis, pakweg drie lange gangen verwijderd van de medische verloskamers.

Erna dobbert in het warme bad. In de bevalkamer naast de onze wordt onder veel enthousiaste aansporingen een Puttens baby’tje geboren. We volgen het stilletjes, af en toe kijken Harold en ik elkaar aan. Erna heeft zich verstopt onder een washandje, zij lijkt niks te merken, soms horen we zelfs een snurkje. Op de andere kamer wordt het ook stil, op een sporadisch babyhuiltje na.
Bij ons lijken de weeën een beetje weg te vallen.
Zo werd het een bijzonder serene aangelegenheid.
Na lang wikken en wegen, afwachten, wachten, nog langer wachten en meer gesnurk, besluiten we richting verlosafdeling te verkassen om weeënopwekkers te verkrijgen.
Wij belanden op kamer drie.
Op twee ligt Veerle.
Ik tref haar met dezelfde grote ogen in het hoofd, blonde haren plakkerig langs de wangen. Linkerarm infuus, rechter automatische bloeddrukmeter, inwendige registratie, een catheter en het slangetje vanuit de rug voor de pijnmedicatie. Volledig gebonden aan draden en apparatuur. Qua ontsluiting is ze even ver als Erna, qua Zen-modus zit ze er mijlen vanaf. Ze woelt door het bed, heeft jeuk, is misselijk en heeft het afwisselend heet en koud. Ik heb het met haar te doen en blijf bij haar. De ruggenprik moet uitwerken om persweeën te voelen. Ik wil gedag zeggen op drie, maar Veerle laat met niet meer gaan. Ze mag persen, en dat doet ze uit alle macht, terwijl het been aan mijn kant niet doet wat zij wil. Iedere wee til ik het voor haar op en geef het aan alsof het een los attribuut is, zoals het been van een willekeurige etalagepop.
‘VEER, kom op zet door!’ moedig ik haar aan. Haar dochtertje Jade wordt kwart voor vijf in de middag geboren.
Verloskamer drie was leeg en verlaten toen ik daar terug kwam. Het zoontje van Erna was om half vijf per keizersnede gehaald.

Later vertelde Veerle me wat ze het vreselijkst had gevonden; dat ik VEER riep in plaats van Veerle, daardoor was ze harder en harder gaan persen waar ik bozer en bozer leek.
Het gaf haar het idee te falen. Terwijl ik dacht; een ruggenprik, amai, daar is niks makkelijks aan zeg…
Daarom zei ik: ‘Welnee Veerle. Poldervroedvrouw is fier op u!’

 

@poldervroedvrou

 

Call the Midwife!


Ik kijk graag naar die televisieserie. Het verhaalt over verloskundigen in het arme Londen uit de jaren 60. Het is werkelijkheidsgetrouw en verloskundig-accuraat. Ik leef dan ook helemaal mee met de hoofdpersonages.
Zo ging een aflevering over een onverwachte stuitbevalling thuis, waarin de verloskundige/ hoofdrolspeelster een moment naar de gang ging om zichzelf moed in te spreken. Tegen de barende zei ze: ‘Ik ga mijn spullen bij elkaar pakken, het komt helemaal goed.’ In de gang ademde ze een keer heel diep in en uit en sprak zichzelf zachtjes toe. Tegen de kale muur fluisterde ze het stappenplan behorende bij de “Onverwachte-Stuitbevalling-Thuis” en ik dacht; ja, zo heb ik ook een keer gestaan in exact dezelfde spanning. Enkele tranen welden onvoorzien over mijn oogranden en een tikje emotioneel constateerde ik dat de actrice haar rol eersteklas speelde, inderdaad, zo gaan die dingen.
‘Slik.’
Ik huil ervan, ik smul ervan en ik leer ervan; in Engeland wordt bijvoorbeeld vaak in zijligging bevallen, dit leek mij ronduit onhandig. Zelf opgeleid in de jaren 80 waar we leerden dat een vrouw ‘gewoon’ op haar rug ligt tijdens de baring; en dat wij haar ‘verlossen’, superhandig en overzichtelijk voor de hulpverlener; de ‘verlosser’…
Intussen een ‘vroede’(wijze) vrouw geworden, ken ik geen enkel zoogdier dat zijn kleintje ruggelings ter wereld brengt. De natuur bedacht het anders. Maar hoe fiks je dat zo soepeltjes mogelijk?

Ik kijk een episode waarbij een -of course, het is een actrice, dat weet ik wel, maar ze speelt het buitengewoon levensecht- oude kloosterzuster de geboorte begeleid. De barende ligt op haar zij, met de rug naar de non toe. Zij is in hemelsblauw habijt, met losse witte hemdsmouwen tot haar oksels tegen de spetters. Ze zit op de rand van het bed. Het bovenste been van moeders legt ze op haar schouder en het kindje wordt geboren, ze draait het voor de buik van de moeder en laat het been weer zakken. Ik spoel de opname enkele keren heen-en-terug. ‘Je mond staat open!’ zegt mijn dochter. ‘Nou, zie je dat, wat een handige manier!’ Als ik haar vraag voor mij proef te liggen, schudt ze lachend haar hoofd. ‘Nee mam, doe lekker effe normaal.’

Dan maar in de praktijk een proefpersoon zoeken.

Bij Francien van der Bosch valt alles op zijn plek. Zij blijft de hele tijd rondlopen, want ze kan echt niet liggen of zitten. De struise vrouw van één meter 86, stampt  flink door tijdens de wee, wordt zelfs een beetje duizelig en ik zie de persweeën steeds heftiger door het lijft gieren.
‘Francien... Ga alsjeblieft liggen voor je omvalt!’ Zelf wil ze er nog niet aan. ‘Ik kan nu NIET hier op mijn RUG gaan lig-gen, GRRRR,’ puft ze in een nette frequentie van drie op één uit.
Opeens ploft ze op haar zijkant in het verhoogde bed, met de rug naar me toe. Zich vastklampend aan Evert, samen de wee opvangen, terwijl ik uitstekend zicht heb op alles wat er vanonder gebeurt.

Daar!
Zonder zogenaamd-hygiënisch gesteven hemdsmouwen, en zonder zedige witte muts, maar in stone-washed-slimfitstretch spijkerbroek, mouwloos zwart T-shirt, latex handschoenen-maat-zeveneneenhalf, en de babyhaartjes komen in zicht. Ik moedig aan: ‘Geef er maar aan toe!’ en zijg neer op het randje. Dan pak ik  het bovenliggende been bij de enkel en leg hem in mijn nek. Zo is er precies genoeg ruimte om de baby geboren te laten worden.

Toen de zoon -ruim acht pond en 55(!)centimeter lang- er helemaal uit was, verbaasde Francien zich over het feit dat alles alweer achter de rug was.

‘Achter je rug ja,’ zei ik, ‘daar gebeurde van alles!’

En dat vond ik nou weer een goeie grap.

 

@poldervroedvrouw

Telefonische LOI-cursus 'Bevallen voor Beginners'


 

Deze keer eens een belevenis van mijn collega Wilke  

 Als midden in de nacht de telefoon gaat, denk ik het nummer op mijn schermpje te herkennen. Inderdaad, John van Angela. Elkaar noemen ze Sjonnie en Ansj. Ik heb ze al vaker aan de lijn gehad. Het nummer is een makkelijke combinatie van vijven en zevens. Het stel zelf is een tamelijk opmerkelijke combinatie van donkere uitgroei in blonde haren, gouden kettingen, tatoeages met doorgestreepte eeuwige liefdes, dit mede omdat zij haar derde kind gaat krijgen, terwijl het zijn allereerste wordt. Het gesprek is kort en ik ben meteen uit de startblokken. De enkele woorden die Sjon en ik met elkaar wisselden in combinatie met de gezellige achtergrondgeluiden geheel verzorgd door zijn eega Ans zijn genoeg om mijzelf in de hoogste versnelling te zetten. In de auto gaat de mobiel weer, ik wurm het oortje in, geef gas, spreek, rij, schakel, luister, stuur, geef nog meer gas, instrueer, denk na terwijl mijn hersens stil lijken te staan, of is het mijn hart.
Sjonnie ziet namelijk haartjes, denkt hij, zegt hij. Ik hoor Angela nog intenser kreunen.
‘Zuchten Sjon, zuchten met Ans!’
Ik roep het door de telefoon, alsof ik daarmee zijn Ansj kan bereiken. John zet zijn telefoon op speaker, zo heeft hij zijn handen vrij en zo komen ook de achtergrondgeluiden naar de voorgrond. De situatie klinkt onhoudbaar.
‘Het hoofdje stEEkt er half uit.’
Zijn stem slaat er van over. Mijn hart slaat over. Ans is even stil.
Rotondes op twee wielen, bochten in zijn vier. Nu is het mijn Opeltje dat kreunt. Ans gilt hoog.
‘Het hoofdje steekt er nu helemaal uit!’
In mijn hoofd probeer ik me een voorstelling te maken van de situatie, Ans op bed, met de benen wijd-tenminste, dat mag ik hopen- John op zijn knieën ernaast -en ja, ook dat mag ik hopen-.
Ik haal adem en druk het gaspedaal volledig in.
‘Draait het hoofdje? Ja, okay, goed zo. Pak het hoofdje, tussen je handen. Laat Angela persen, en duw het hoofdje richting matras. ANSJ PERSEN!’
Ik hoop via de speaker Angela te overtuigen om flink mee te persen.
‘Er glimt iets blauws… Ertussen.’
Flut. Navelstreng.
‘Haak je vinger er maar omheen en haal over het hoofdje, dat is de navelstreng. Geeft niets.’
Ik bluf, ik schakel, en bid dat de streng niet te strak zit. Weer roep ik PERSEN richting Ans.

Woonwijk in aanbouw, onverlichte obstakels

‘Wheeee,WHEEEEE, WHEEEEEEEEE.’
Het huilt. Een diepe zucht ontsnapt me. Het huilt, hoera, dat klinkt als muziek in de oren.
‘Afdrogen Sjonnie, afdrogen en toedekken.’

 Het glimmendnieuwe streeploze asfalt leidt mij in het donker richting hun kale onaffe straat. Zandbakken als parkeerplaatsen. Als een mug in de nacht vlieg ik richting het enige fel verlichte huis. Gordijnen hangen er zo te zien nog niet. Ik parkeer in het zand en ren in een rechte lijn via de openstaande voordeur de trap op naar hun slaapkamer.
Angela ligt ietwat scheef in bed, ze straalt, haar kind netjes toegedekt met een…
Tja, wat is het eigenlijk? Een vaal roze badjas of badcape. De voeten steken parmantig in roze varkenskopsloffen, één pyamabroekspijp hangt om het linker varken. Een plasje vruchtwater staat in de matraskuil, de navelstreng loopt als een telefoonkoord tussen haar benen naar de, onder het badstof verstopte, baby. Alles is roze, inclusief de pasgeborene.
Ik reset mezelf even.
Handschoenen aan, droog matje onder Ans, aan de buik voelen hoe het met de nageboorte is gesteld. John mag de navelstreng doorknippen. Geen hechtingen, perfect.
Sjonnie en Ans hebben een zoon van krap zes pond, Mitchell Ricardo Wesley.
Ik kan voortaan telefonische LOI-cursussen geven voor thuisbevallingen zonder deskundige hulp.

 

@Polderverloskundige Wilke