Onder de Kerstboom


Dan nu: Het laatste verhaal van de Feestdagenspecial. De drietal verhalen uit de oude doos, op de 24e lazen jullie over een memorabele bevalling van Kerstavond van 1993, op de 25e was het Kerstbaby de bijna onbeschrijfelijke gebeurtenis, waarin Somalische Maryam vlak voor de eeuwwisseling haar babytje Mohammed baarde. En nu, terwijl over enkele dagen het nieuwe jaar begint, kunnen jullie nog een keer instappen en meerijden(meeglijden over de gladbevrorenstoep) met het rollercoasterverhaal over de supersnelle geboorte tijdens die koude winter van 2007 Onder de kerstboom


“Boink”
Met een bons op de koude grond naast bed wakker worden, de telefoon in de hand, een niet mis te verstane boodschap die via het oor je hersenpan binnendringt.
‘Heftige weeën in de Wilhelminastraat op nummer tien.’
Zo ging het niet echt, maar als ik aan de gebeurtenissenreeks terugdenk, lijkt het allemaal te zijn begonnen met een val uit bed.
“Boink” dus.
Het was tussen kerst en oud&nieuw, de voorruit moest gekrabd, en vastgevroren sneeuw maakte de stoepen gevaarlijk hobbelig met spekgladde stukken.
Op zich was de opdracht die ik van mijn collega Femke kreeg best een eenvoudige. In de Wilhelminastraat zetten de weeën aardig door, de bevallende dame in kwestie hoefde ik slechts te onderzoeken en richting ziekenhuis te sturen. De vorige maal werd de placenta niet vanzelf geboren, volgens de regels was daardoor voor deze keer een thuisbevalling niet gewenst. Femke zou haar opvangen, zei ze, zij was daar al. Femke was poliklinisch aan het baren met Angela en Rogier.
Pas in de auto, na het krabben van de ruiten, het twee keer over starten, het poetsen van de beslagen voorruit, en het wegrijden, zag ik dat het net half zeven was geweest. Bijna ochtend. De blower en de verwarming op de hoogste stand, de radio uit vanwege de concentratie.

In de volgende scene spurt ik, zo snel als het me lukt, over het trottoir van de Wilhelminastraat.
Een stukje stoep was door sleetje rijden in een heuse glijbaan veranderd. Verschillende huizen waren versierd met gezellige kerstlampjes, sterren en gekleurde knipperlichtjes. In het huis waar ik werd verwacht, brandden bovendien alle lampen van keukenraam tot zolder. Als een mug in de nacht vloog ik erheen. De voordeur stond op een kier. Ik trof Jantine in de huiskamer, op de driezitsbank en ze pufte als een dolle. Boven hoorde ik een peuter huilen, Evert was erbij om te troosten, tenminste, dat vertelde Jantine mij tussen twee weeën door.
Midden in de kamer lag de vluchtkoffer in de weg, hij was geopend en de inhoud leek er van grote afstand ingeworpen. Verder herinner ik me de flinke kerstboom die naast de driezitter stond. Jantine lag er met haar hoofd precies onder, bijna onherkenbaar zo zat het haar in de war.
Soms weet ik ook niet alles meer, flarden, indrukken, het geluid van het aanzwellen van het gehuil boven, iedere keer als Evert even beneden was. De gekleurde gezelligheid van de lampjes van de kerstboom, het zwartvelours stof van de bank. Een Jantine die niet meer op of om kon.
Ik, die zei dat ik bang was voor vlekken op de bank, indien ze daar zou bevallen, Jantine, die riep dat ze toch een nieuwe bank wilde en bleef liggen waar ze lag.
Ik, die niet zei, dat ik bang was dat de nageboorte weer vast zou blijven zitten, maar het was een gegeven dat wel constant door mijn hoofd bleef spoken.
De grote rugkussens die ik van de bank aftrok en opzij smeet. De spullen die ik improviserend om mij heen verzamelde, een stapeltje theedoeken, een vuilniszak, een afwasteiltje. Evert, die vroeg of hij de kraamverzorgster moest waarschuwen.
Ik, die dacht van, ach, toe maar, een goeie kraamhulp die hier nog op tijd komt. Kleine details, de kerstbal waar heel schattig “My first Xmas” opstond, de poes die onverstoorbaar in haar mandje bij de verwarming bleef liggen.
En het haar van Jantine, normaliter droeg ze het in een onberispelijk glad getrokken knot, door het woelen en draaien was het veranderd in een bos pluizig krulhaar. Barensnood en bruine krullen, het gaf haar een woest uiterlijk. Ik geloofde Jantine onvoorwaardelijk toen ze zei dat ze geen kant meer op kon of wilde, en stelde haar gerust.
‘Deze klus gaan we hier klaren Jantien, onder je kerstboom.’ Geen paniek, dacht ik erachteraan, misschien souffleerde ik dat ook meer tegen mezelf, dan tegen Jantine. Geen paniek, eerst de baby, dan de rest. Ik prepareerde alvast een injectie ter bevordering van de geboorte van de moederkoek, zodat ik die direct na bevalling aan Jantine kon geven, en ik hoopte dat Evert het kraampakket voor me zou vinden. Matjes hadden we nodig en de navelklem, en kraamverband, en gaasjes. En een klein wonder.

‘Wat kan ik voor je doen?’
Dit beeld zie ik weer heel helder voor me.
In de deuropening stond een witte verschijning, als een kerstengel. Ze gaf bijna licht, met haar smettelooswitte uniform in de schemerige, alleen door de kerstkaarsjes verlichte, huiskamer. ‘Wat kan ik voor je doen?’ Vroeg ze. Ik zei: ‘Kraampakket.’ En weg was ze al. Gerda, mijn reddende engel, voor het verhaal zal ik haar Gabriëlle noemen, een echte engelennaam.
De plastic onderleggers schoven we precies op tijd onder Jantine. Ze perste en het hoofdje was meteen al te zien. Gabriëlle klokte tien over zeven, de nieuwe Polderdorper was geboren. Hij huilde net zo hard als zijn broertje, en ik stootte per ongeluk tegen de kerstboom, waardoor er een regen van dennennaalden op de grond en de bank viel. Evert en Gabriëlle moesten er om lachen. Bevallen onder de kerstboom, wie had dat gedacht. Ik hoorde "Ping" en Gabriëlle toverde ergens warme doeken vandaan, -zoveel beter dan mijn schamele stapeltje geruite theedoeken-. Later hoorde ik haar truuk, de magnetron, "Ping" dus.
Met een paar snelle handbewegingen streek Jantine de krullen terug in een gladde wrong, en zo werd ze weer haar zachte zelf. De baby in warme doeken gewikkeld terug in de armen, hij mocht meteen aan de borst.

Jantine zei: ‘Au!’ toen ik ongevraagd en zonder te waarschuwen de injectie in haar bovenbeen jensde. Ik zei: ‘Sorry.’ Maar meende dat natuurlijk niet. Het kind was gezond en wel op de wereld, maar nu kwam voor mij het spannende staartje.
Het verhaal begon met de val uit mijn bed, en eindigt hier, op het moment dat de placenta zonder problemen in de po glijdt.
"Plons"
Dat geluid maakte het niet echt, het was waarschijnlijk een tamelijk geluidloze actie. Maar als ik er aan terug denk, was het een bevrijdend gebeuren, met een bijbehorend bevrijdend geluid.
"Blob" dan.
'En daar is tie, de moederkoek!'
Ik begroette hem enthousiast, als was hij een geliefd familielid. Onverwacht, maar speciaal voor de feestdagen overgekomen.
Hallelujah.
Ik sms naar Femke dat Jantine niet komt, omdat ze om 7.10 haar zoon heeft gebaard, en vijf minuten later haar koek. :)
Angela en Rogier hebben een dochter, lees ik in haar retour sms’je. 7.19, dus krap tien minuutjes later geboren.
De dag kan beginnen, wat zeg ik, nog een paar daagjes en dan kan het hele nieuwe jaar beginnen.

Fijne Feestdagen en een goed begin van het nieuwe jaar gewenst. MW

:)

Kerstavond 1993


Een Feestdagenspecial. Een drietal verhalen uit de oude doos, de 24e: een memorabele bevalling op de Kerstavond van 1993, dan plaats ik de 25e: Kerstbaby een onbeschrijfelijke gebeurtenis, waarin Somalische Maryam haar babytje Mohammed baart. Tussen Kerst en Oud&Nieuw kunnen jullie nog een keer instappen en meerijden met het rollercoasterverhaal over de supersnelle geboorte tijdens die koude winter van 2007 Onder de kerstboom

En bovenal wenst Poldervroedvrouw jullie gezegende Kerstdagen en een goed 2012!

Maar nu eerst, terug naar de winter van 1993:

Met de kerstboodschappen bemoei ik me niet, ik heb dienst.
Een paar kraamvisites en een boerin met voorweeën is al wat op mijn programma staat voor vandaag.
In de ochtend doorkruis ik een keer de polder om Marije te onderzoeken. De baring is begonnen, maar het eind is nog niet in zicht. Na de visites rijd ik nogmaals op en neer. Het verloopt als verwacht, een centimetertje ontsluiting per uur -en we moeten van nul naar tien- om half twee meet ik een krappe vijf centimeter. Bijna op de helft. Marije loopt rondjes om de kerstboom, Berend smeert een flinke stapel boterhammen, vouwt ze dubbel, plet ze met een ferme klap en eet ze achterelkaar op.
Marije hoeft niets, ik ook niet, ik heb net een paar plakken kerststol achter mijn kiezen. Het mogelijke verloop tel ik op mijn vingers uit, half drie, half vier, half vijf, half zes, na zessen persweeën, een uurtje persen…
Berend rekent mee en besluit het melken voor de avond uit te besteden. Bijspringen op kerstavond, het is niet anders, ook koeien trekken zich niets aan van zon- en feestdagen.
Ik hang thuis nog een uurtje op de bank, zet alvast het zondagse servies en zilveren bestek klaar, morgen komen opa en oma voor het kerstdiner. Manlief suddert een rollade. Ik snuif even onder het deksel en kijk op mijn horloge.
Half vijf gaat het schemeren, tijd om opnieuw richting boerderij te vertrekken.
‘Je ziet me wel weer verschijnen, nu blijf ik tot het geboren is.’
Hij zwaait me uit met de theedoek over zijn schouder en of ik voorzichtig doe.

Marije loopt niet meer rond, ze ligt op het randje van het enorme, hoogstaande bed. Neergeploft en geen fut meer om te verschuiven. Terwijl ik een paar weeën op haar pas, loopt Berend een kortstondig rondje door de stal. Binnen no time is hij terug, geen rust in zijn lijf daar, geen rust hier, dat wachten en zuchten. Met een grote mok koffie in zijn hand bekijkt hij het allemaal van een afstandje. Hij mag de kraamverzorgster waarschuwen, het eind is in zicht.
Marije gaat persen. Het eerste half uur is er weinig te zien aan de buitenkant, Berend hoef ik niks uit te leggen.
‘Een eerste da’s altijd wat moeilijker.’
Maar na drie kwartier zien we toch een klein bolletje in de diepte met wat donker haar. Marije perst en perst en perst steeds harder en fanatieker. Wij moedigen aan, steeds harder en fanatieker. De ramen beslaan, Marije krijgt een koel washandje op haar voorhoofd, ik haal mijn mouw langs de mijne. Een heel uur, een uur en een kwartier, het hartslagje blijft krachtig doortikken, de weeën blijven goed van regelmaat. Berend steunt Marije in de nek met zijn ene hand en met zijn andere houdt hij een been vast. Alleen het kleine ronde bolletje in de verte blijft een klein rond bolletje in de verte.
Stagnatie van de baring, vermoedelijk een kruinligging.
Wat is wijsheid, hier zo achter op een boerderij? De dilemma’s van de poldervroedvrouw. Thuis doorgaan, afreizen naar het ziekenhuis. Als we besluiten te vertrekken, hoe gaan we? De eigen auto? Kan ze zitten, zal ik een ambulance bestellen. Waar staat de ambu, hoe lang zal het duren voor hij hier is? Tegen die tijd is het kind allang geboren. Of niet.
Marije klaagt niet, zeurt niet, het enige wat ze wil is doorpersen.
Ik geef haar en mezelf een verlenging van de wedstrijd, kijk Berend aan of hij het ermee eens is.
Hij knikt slechts een enkele keer op en neer en grijpt zijn vrouw weer bij kop en kont.
‘Vort!’
We gaan verder en het komt ook verder, millimeter voor millimeter komt het hoofdje dieper, het heeft krullen, net als de moeder, het blijft bijna staan, maar zakt in de weeënpauze telkens weer een stukje terug.
Ik vraag de kraamverzorgster op de buik mee te drukken. Deze kijkt wat onwennig naar de bolle buik van Marije en legt haar vingertoppen aarzelend op de grootste bult. Ze durft niet, of ze kan het niet. -Mijn superflauwe ietwatgemene ik denkt dat ze misschien bang is om een nagel te breken en ook van: had ik het maar niet gevraagd.- Ik leg mijn linkerhand op die van haar en geef een zetje mee, ik kan niet alles tegelijk, maar zie wel verandering en kan weer wat extra enthousiasme in mijn stem leggen.
‘Ja, ja ja! Kom op, bijnabijnabijna.’
In de pauze probeer ik de kraamhulp ervan te overtuigen dat ze meer kracht moet zetten.
Berend gaat verzitten, op zijn knieën zit hij aan het hoofdeinde bovenop het bed.
‘Zal ik ut effe doen?’
Ik kijk eens naar zijn grote handen en naar die van onze kraamverzorgster.
Hij krijgt van mij een enkele bevestigende knik.
‘Als ik zeg zuchten, Berend, betekent dat voor jou loslaten.’
Zonder dat Marije het ziet pak ik de schaar.
‘De volgende wee gaat het gebeuren Marij. Goed luisteren.’
Daar komt de wee, ik hoop op een lange extra lange perfecte wee. Houd de schaar in de aanslag en Berend duikt vol overtuiging op de buik van Marije.
Met zijn eeltige handen links en rechts van de grote bult duwt hij met volle kracht.
Ik knip, het hoofdje schuift naar buiten.
‘Zuchtenzuchtenzuchten.’
Nu gaat het bijna te snel. Berend blijft de buik vasthouden maar zet geen kracht meer. Niet van plan los te laten voor zijn kind helemaal geboren is. Ik zie het aan de manier waarop hij zijn onderlip heeft klemgezet met zijn voortanden.
De wee is op, Marije roept dat ze niet meer kan, dit is de eerste keer van de hele dag dat ik haar op die manier hoor.
Met het hoofdje half geboren tussen de benen snap ik het moment, mijn Anne-Louise is net anderhalf jaar oud.
‘Nog één wee Marije, misschien een halve wee, als het hoofdje er is, volgt de rest er achteraan.’
Berend weet dit ook.
Ze haalt adem en perst haar allerlaatste pers.
Daar is de baby, huilend en spartelend. De kraamverzorgster droogt haar af en dekt haar toe.
Het is half negen.
We hebben twee volle uren geperst. Ik moet even zitten en laat me op de grond zakken. Ik kijk omhoog naar Marije, wat een klus voor haar. Marije schuift een beetje overeind op haar ellebogen en tuurt over het randje van het bed naar mij in de diepte.
‘Nou, was dat nou zo moeilijk?’
Ze zou het zo weer doen.
Tegen tienen rijd ik het dorp weer in. Het vriest niet, er ligt geen sneeuw, mijn kerstgevoel is gedaald naar het nulpunt. Een hele dag teren op drie sneeën kerstbrood en een bak zwarte koffie.
Dan hoor ik de kerkklokken.
Ik hoop dat ik de rollade mag voorproeven.

:)