Kerstavond 1993


Een Feestdagenspecial. Een drietal verhalen uit de oude doos, de 24e: een memorabele bevalling op de Kerstavond van 1993, dan plaats ik de 25e: Kerstbaby een onbeschrijfelijke gebeurtenis, waarin Somalische Maryam haar babytje Mohammed baart. Tussen Kerst en Oud&Nieuw kunnen jullie nog een keer instappen en meerijden met het rollercoasterverhaal over de supersnelle geboorte tijdens die koude winter van 2007 Onder de kerstboom

En bovenal wenst Poldervroedvrouw jullie gezegende Kerstdagen en een goed 2012!

Maar nu eerst, terug naar de winter van 1993:

Met de kerstboodschappen bemoei ik me niet, ik heb dienst.
Een paar kraamvisites en een boerin met voorweeën is al wat op mijn programma staat voor vandaag.
In de ochtend doorkruis ik een keer de polder om Marije te onderzoeken. De baring is begonnen, maar het eind is nog niet in zicht. Na de visites rijd ik nogmaals op en neer. Het verloopt als verwacht, een centimetertje ontsluiting per uur -en we moeten van nul naar tien- om half twee meet ik een krappe vijf centimeter. Bijna op de helft. Marije loopt rondjes om de kerstboom, Berend smeert een flinke stapel boterhammen, vouwt ze dubbel, plet ze met een ferme klap en eet ze achterelkaar op.
Marije hoeft niets, ik ook niet, ik heb net een paar plakken kerststol achter mijn kiezen. Het mogelijke verloop tel ik op mijn vingers uit, half drie, half vier, half vijf, half zes, na zessen persweeën, een uurtje persen…
Berend rekent mee en besluit het melken voor de avond uit te besteden. Bijspringen op kerstavond, het is niet anders, ook koeien trekken zich niets aan van zon- en feestdagen.
Ik hang thuis nog een uurtje op de bank, zet alvast het zondagse servies en zilveren bestek klaar, morgen komen opa en oma voor het kerstdiner. Manlief suddert een rollade. Ik snuif even onder het deksel en kijk op mijn horloge.
Half vijf gaat het schemeren, tijd om opnieuw richting boerderij te vertrekken.
‘Je ziet me wel weer verschijnen, nu blijf ik tot het geboren is.’
Hij zwaait me uit met de theedoek over zijn schouder en of ik voorzichtig doe.

Marije loopt niet meer rond, ze ligt op het randje van het enorme, hoogstaande bed. Neergeploft en geen fut meer om te verschuiven. Terwijl ik een paar weeën op haar pas, loopt Berend een kortstondig rondje door de stal. Binnen no time is hij terug, geen rust in zijn lijf daar, geen rust hier, dat wachten en zuchten. Met een grote mok koffie in zijn hand bekijkt hij het allemaal van een afstandje. Hij mag de kraamverzorgster waarschuwen, het eind is in zicht.
Marije gaat persen. Het eerste half uur is er weinig te zien aan de buitenkant, Berend hoef ik niks uit te leggen.
‘Een eerste da’s altijd wat moeilijker.’
Maar na drie kwartier zien we toch een klein bolletje in de diepte met wat donker haar. Marije perst en perst en perst steeds harder en fanatieker. Wij moedigen aan, steeds harder en fanatieker. De ramen beslaan, Marije krijgt een koel washandje op haar voorhoofd, ik haal mijn mouw langs de mijne. Een heel uur, een uur en een kwartier, het hartslagje blijft krachtig doortikken, de weeën blijven goed van regelmaat. Berend steunt Marije in de nek met zijn ene hand en met zijn andere houdt hij een been vast. Alleen het kleine ronde bolletje in de verte blijft een klein rond bolletje in de verte.
Stagnatie van de baring, vermoedelijk een kruinligging.
Wat is wijsheid, hier zo achter op een boerderij? De dilemma’s van de poldervroedvrouw. Thuis doorgaan, afreizen naar het ziekenhuis. Als we besluiten te vertrekken, hoe gaan we? De eigen auto? Kan ze zitten, zal ik een ambulance bestellen. Waar staat de ambu, hoe lang zal het duren voor hij hier is? Tegen die tijd is het kind allang geboren. Of niet.
Marije klaagt niet, zeurt niet, het enige wat ze wil is doorpersen.
Ik geef haar en mezelf een verlenging van de wedstrijd, kijk Berend aan of hij het ermee eens is.
Hij knikt slechts een enkele keer op en neer en grijpt zijn vrouw weer bij kop en kont.
‘Vort!’
We gaan verder en het komt ook verder, millimeter voor millimeter komt het hoofdje dieper, het heeft krullen, net als de moeder, het blijft bijna staan, maar zakt in de weeënpauze telkens weer een stukje terug.
Ik vraag de kraamverzorgster op de buik mee te drukken. Deze kijkt wat onwennig naar de bolle buik van Marije en legt haar vingertoppen aarzelend op de grootste bult. Ze durft niet, of ze kan het niet. -Mijn superflauwe ietwatgemene ik denkt dat ze misschien bang is om een nagel te breken en ook van: had ik het maar niet gevraagd.- Ik leg mijn linkerhand op die van haar en geef een zetje mee, ik kan niet alles tegelijk, maar zie wel verandering en kan weer wat extra enthousiasme in mijn stem leggen.
‘Ja, ja ja! Kom op, bijnabijnabijna.’
In de pauze probeer ik de kraamhulp ervan te overtuigen dat ze meer kracht moet zetten.
Berend gaat verzitten, op zijn knieën zit hij aan het hoofdeinde bovenop het bed.
‘Zal ik ut effe doen?’
Ik kijk eens naar zijn grote handen en naar die van onze kraamverzorgster.
Hij krijgt van mij een enkele bevestigende knik.
‘Als ik zeg zuchten, Berend, betekent dat voor jou loslaten.’
Zonder dat Marije het ziet pak ik de schaar.
‘De volgende wee gaat het gebeuren Marij. Goed luisteren.’
Daar komt de wee, ik hoop op een lange extra lange perfecte wee. Houd de schaar in de aanslag en Berend duikt vol overtuiging op de buik van Marije.
Met zijn eeltige handen links en rechts van de grote bult duwt hij met volle kracht.
Ik knip, het hoofdje schuift naar buiten.
‘Zuchtenzuchtenzuchten.’
Nu gaat het bijna te snel. Berend blijft de buik vasthouden maar zet geen kracht meer. Niet van plan los te laten voor zijn kind helemaal geboren is. Ik zie het aan de manier waarop hij zijn onderlip heeft klemgezet met zijn voortanden.
De wee is op, Marije roept dat ze niet meer kan, dit is de eerste keer van de hele dag dat ik haar op die manier hoor.
Met het hoofdje half geboren tussen de benen snap ik het moment, mijn Anne-Louise is net anderhalf jaar oud.
‘Nog één wee Marije, misschien een halve wee, als het hoofdje er is, volgt de rest er achteraan.’
Berend weet dit ook.
Ze haalt adem en perst haar allerlaatste pers.
Daar is de baby, huilend en spartelend. De kraamverzorgster droogt haar af en dekt haar toe.
Het is half negen.
We hebben twee volle uren geperst. Ik moet even zitten en laat me op de grond zakken. Ik kijk omhoog naar Marije, wat een klus voor haar. Marije schuift een beetje overeind op haar ellebogen en tuurt over het randje van het bed naar mij in de diepte.
‘Nou, was dat nou zo moeilijk?’
Ze zou het zo weer doen.
Tegen tienen rijd ik het dorp weer in. Het vriest niet, er ligt geen sneeuw, mijn kerstgevoel is gedaald naar het nulpunt. Een hele dag teren op drie sneeën kerstbrood en een bak zwarte koffie.
Dan hoor ik de kerkklokken.
Ik hoop dat ik de rollade mag voorproeven.

:)

1 opmerking:

Majanne zei

Voor Joke:
Begin van de zomer liep Vanessa een paar dagen met me mee. Vanessa komt uit South-Hampton, Engeland. Zij is derdejaars midwiferystudent en was nieuwsgierig naar het Nederlandse systeem van thuisbevallen.
Daarvoor ben je in de Flevopolder aan het juiste adres.
Na een korte introductie mocht ze meteen mee op kraambezoek. We werden hartelijk ontvangen bij de verschillende pasbevallen dames. Vanessa maakte foto’s van slingers, ballonnen en ooievaars in de tuinen, bewonderde de baby’s, wiegjes en babykamertjes. Ze sprak met jonge moeders en luisterde naar de bevallingsverhalen. Maar het meest onder de indruk was ze toch wel van de Kraamverzorgster.
Ieder gezin had er eentje. Een stralende, in smettelooswit uniform gestoken, frisse verschijning, die het huishouden op de rails hield, moeder en kind verzorgde, bezoek van koffie en beschuit voorzag en ons lijsten met controles presenteerde. Het lukte me niet om een dekkende vertaling te vinden voor het fenomeen Kraamverzorgende.
Het is absoluut geen veredelde huishoudster, geen verpleegkundige, maar ze heeft van heel veel zaken verstand. Babyverzorging, borstvoeding, gastvrouw, regelaar, controleur van de kraamdame, luisterend oor in geval van kraamtranen of doorwaakte nachten. Vanessa oefende om het Nederlandse woord zo goed mogelijk uit te spreken. Het klonk het schattig uit haar mond, maar ze struikelde telkens over de harde G.
‘Kroemvarsorchchch.’

Meteen de eerste nacht kon ik haar om vijf uur wakker bellen.
‘We have to go to a farm. And quickly.’
De boerin baarde haar kind nog voor de oudere zusjes wakker waren. Zo doen we dat in de polder.
Er werd een zoon geboren, en dat na drie dochters, wat een feest. De kraamverzorgster schonk koffie en serveerde ons beschuit met muisjes en Vanessa probeerde het nog één keer.
‘Kroemvarsorchchcsteueuerrrr.’

Very Good!