Sinterklaasavond 1989

 

Tijdens de drie volle weken huispraktijkstage die er ik liep, bevielen vijftien stoere Katwijkse vrouwen onder mijn bezielende leiding. Het woord “leiding” gebruik ik hier relatief, want meestal stond ik erbij en keek ik er naar. Twee jongetjes kozen vijf december als geboortedag en hoewel het speciale van de datum toentertijd geheel aan mij voorbij ging, schep ik iedere Sinterklaasavond graag weer op over het flitsende optreden van de Sint (de verloskundige die mij begeleidde, Janneke Paulusma) en haar hulppietje (de laatstejaars StudentVroedvrouw Marianne) met in de hoofdrol twee leuke surprises. Mijn vervoersmiddel: een mintgroene, tochtende, lekkende, slecht startende Lelijke Eend.
Janneke woonde één straatje achter de boulevard en reed een gouden Renault Fuego 88pk Turbo Diesel, met zijn kenmerkende zwarte streep over de gehele zijkant. Fuego betekent vuur in het Spaans, legde ze uit. ‘Het is de dieseluitvoering dus hij kan niet in de fik.’ Een behoorlijk belangrijk detail, want ze vertelde het me meerdere keren. ‘Mijn vorige auto is finaal uitgebrand. Brrrr!’ Aha, daar zat hem het trauma. Janneke was erg zuinig op haar nieuwe troetelkindje, ze was dol op de gouden kleur en de snelle streep en zijn vijf versnellingen. Met wat passen en meten parkeerde ze hem telkens secuur, met de kont naar achter, in haar garagetje. Het paste net, of eigenlijk net niet. Schuimrubber stroken hingen op strategische plaatsen om beschadigingen te voorkomen. Ik wurmde me door een kiertje op de bijrijderstoel, want verder kon het portier niet open. De oranje binnenverlichting knipperde bij starten, de garagedeur opende Janneke met een afstandsbediening. Ik telde stiekem af en hield mijn adem in.
‘Five, four, three, two, one...  Ignition. ‘
Terwijl de kiepdeur nog niet eens volledig geopend was, drukte ze het gaspedaal al diep in.
Vroeeeeeeeeem.
Het voelde als een lancering. Bij onze eerste uitrit zat mijn hart bovenin mijn keel. (Alle volgende keren kwam hij minstens tot halverwege mijn slokdarm.)  Ze moest namelijk ook meteen een scherpe bocht maken, en ondertussen bliepte ze over haar linkerschouder de garagedeur weer dicht.
Ik dacht: ‘Thunderbirds are go!’ en: ‘Dit wil ik later ook!’
Vooral midden in de nacht had het iets magisch. Op zomerse dagen, vertelde ze, moest ze oppassen geen argeloze toeristen van de sokken te rijden en ze foeterde over de talloze malen dat onnadenkende strandgangers pal voor haar uitrit parkeerden. ‘Zie je de parkeerverbodsbordjes en die roodwitgestreepte paaltjes? Je moet wel stekeblind zijn om die te missen. Onmogelijk!’  Ik was plotseling heel blij dat ik, de allereerste stagedag, mijn Eend niet op dat ene lege plekje had gezet. De badgasten waren er minder genadig van afgekomen, de politie maakte er elke keer snel werk van.
Verloskundige Paulusma kenden ze allemaal.
Het was een grijzige dinsdag, om half vijf werd het al echt donker, de buitenthermometer gaf zeven graden aan en waaien deed het als altijd, daar aan de Zuid-Hollandse kust. Het heerlijk avondje was gekomen, twee telefoontjes tegelijk lieten ons geen keuze, ik wachtte buiten op het openen van de garagedeur, om het wurmmoment te voorkomen, en hoopte dat Janneke mij niet zou vergeten bij het nemen van de bocht. Op naar Lies Varkevisser in de Violierstraat. Ik was de stagiaire, Janneke joeg me voorop de trap op. Lies had bijna vijf centimeter ontsluiting en Janneke vroeg mij of we nog naar Wilma konden.  
Ik schatte in van ja, en we gingen. ‘We zijn zo weer terug,’  riepen we terwijl we de trap afdenderden op weg naar de andere kant van de wijk. Ook het rennen deed Janneke het liefst in de vijfde versnelling. De RenaultFuego spoot door de straatjes met nu het huisje van Wilma van der Plas-van der Plas ten doel. Wilma en Theo woonden aan de Zeeweg en zij verwachtten een vijfde kind, en dat binnen vijf jaar huwelijk.
Op een groot stuk karton had Janneke een indeling getekend van huisnummers en bijbehorende letters van de flats, maisonnettes, rijtjes- en vrijstaande huizen langs de lange Zeeweg die van het binnendorp richting het strand slingerde. Ze graaide naar het karton op de achterbank en gaf het aan mij.
‘Kijk jij eens even Marjan, vanaf de weg is het zo lastig te zien.’ Ik dirigeerde haar kordaat naar nummer 114 E-b. ‘Dat zijn de bovenmaisonnettes, nog meer trappen lopen!’ Janneke moest er van zuchten: ‘Ren jij maar alvast vooruit, hier neem handschoenen mee,’  ik ving en daar ging ik. Mevrouw van der Plas was de enige zwangere die had aangegeven liever geen stagiaire te willen. Terwijl ik de trappen oprende, schoot het me te binnen. Pas inhouden had geen zin, kloppen hoefde niet, de voordeur stond al wagenwijd open en Theo duwde me zonder veel omhaal door, de binnentrap op.  Wilma bevond zich op de bovenetage, ze lag in een vrolijk gebloemde maar iets verkreukte jurk dwars op bed. Neergeploft om niet meer op of om te kunnen. De onderbroek was nog aan. Ik hoorde een ingehouden, maar onmiskenbare persgrom en zag het witkatoenen kruis tussen de benen opbollen, gutsen vruchtwater liepen via de pijpjes af. Ik gooide mijn jas uit, rukte een handschoenenverpakking open, trok de onderbox naar beneden, en de kleine van der Plas werd geboren. Ik maakte mijn excuus omdat ik de bevalling toch had gedaan, ze zei zachtjes: ‘Dat geeft niet hoor,’ maar ze hoopte vooral dat er geen kinderen wakker waren geworden van ons gestommel.

Terug naar de Violierstraat, de Fuego pierewaaide in zijn hoogste versnelling langs de boulevard om met wind mee zo de woonwijk weer in te vliegen. Ook daar vonden we de voordeur open met een handenwrijvende aanstaande vader op de uitkijk, haast was geboden.
Boven wachtte Lies, zij had de onderbroek al uit. Tegenover het voeteneinde van het bed bevond zich en enorme kastenwand van degelijk “Katwijks Eiken”, de middelste schuifdeur had een spiegel. Een spotje verlichtte met een ongezellige felle straal het niet te missen middelpunt van alle consternatie, Lies staarde ernaar via de manshoge spiegel. Een eigroot stukje kaal babyhoofd was te zien tussen haar benen.
‘Ja, ik hoorde de voordeur achter jullie dicht slaan, en tegelijkertijd voelde ik het zakken, ik dacht, ik beweeg me maar niet tot jullie er weer zijn.’ De arme Lies lag dus al drie kwartier krampachtig naar het eitje te staren, biddend en hopend op een ‘Daar wordt op de deur geklopt…’ gevolgd door ons bevrijdende binnenstormen.
Ik maakte mijn excuus over de eerdere beslissing, ze zei zachtjes dat het niet gaf en wachtte bedeesd tot ik mijn handschoenen aanhad.

Het was me het heerlijk avondje wel.
 
 
@poldervroedvrou

 

Kraamverdriet


kindje op moederschoot
Suzanne verwacht de vierde.
Ik volg het op afstand, want ze verhuisde naar de Veluwe.
De uitgerekende datum gaat voorbij, een week, nog een paar daagjes erbij, we grappen via Facebook of ik een keertje langs moet komen.
Tot…
Tot we het bericht lezen over dochtertje Alessia. In een vollemaansnacht van zaterdag op zondag geboren. Alessia Maryse. Prachtige namen, maar ze is stil geboren en wordt vrijdag naar haar laatste plekje gebracht.
Wat?
De wereld staat stil.
Het nieuws is nauwelijks te bevatten.
We horen dat het een heel mooi baby’tje is. Alles er op en eraan.
Het is niet te bevatten.
Ik vraag of ik op kraambezoek mag komen en we spreken een datum af.
Het is een eindje rijden en de gehele weg probeer ik een geschikte openingszin te bedenken. Maar alles klinkt cliché.
Een stevige knuffel blijkt genoeg om mijn ontgoocheling te verwoorden over het ongelofelijke van het verlies van een puntgaaf, voldragen meisje.
De foto’s die ik bekijk, laten het zien. Een compleet gezinnetje, drie blonde koppies kijken naar het zusje, waar zo op de zwart-wit foto aan niets te zien is dat Alessia niet leeft.
Schoppen wil ik, ergens tegenaan. Schudden aan de baby, word wakker, haal adem, leef!
Het helpt allemaal niets.
Ik vraag of ik naar de begraafplaats mag. Suzanne en haar moeder brengen me. We lopen samen naar het plekje, een jonge boom groeit er om nog tot in lengte van dagen over haar heen te buigen voor schaduw en beschutting. Bloempjes van de boom lijken vlindertjes, ragfijne roze elfjes. Suzanne wil een zelfde boompje in haar tuin, ik vind het een mooi idee. We staren naar het pas gedolven stukje aarde.
Daar ligt ze.
Het is helemaal niet te bevatten.
Roze en groenwitte plantjes om haar heen. Windlichten, een olifantje. Alles met elkaar uitgezocht speciaal voor deze dochter. Onder een glazen stolpje een cadeautje, roze strikjes, in al zijn treurigheid mooi en lief. Net als Alessia, mooi en lief, maar omstandigheden, o zo treurig.
Oma vertelt over de olifanten, en hun instinct om samen te rouwen, alle vrouwtjes van een stam. Oma-olifant, oud-tantes, zussen scharen zich rond het droevige moederdier.
Met elkaar.
Zo is het hier ook, oma houdt haar dochter vast. Tante past, terwijl wij hier staan, op de andere kinderen. Het verlies samen dragen.
Maar zo verdrietig als Suzanne is, o het is hartverscheurend, het kost ons moeite om weer terug naar de auto te gaan. Bedenken wat we vanavond zullen eten, of ik moet tanken, en andere banale zaken.
Op de terugweg heb ik hoofdpijn, red het net zonder tanken, en kook iets met rijst. Mijn leven gaat weer door, maar Suzanne is nog niet uit mijn gedachten.
Net als al die andere moeders die een kindje verloren zo rond de geboorte.
Het WAAROM blijft als altijd de grootste vraag.


@poldervroedvrou

Gastcolumn: Stagiaire in Polderdorp

Waar ik nu toch weer ben terecht gekomen, een dorp, zo uitgestrekt… De verloskundige nam me mee langs de landerijen. Na twee uur rijden -ik was ieder gevoel van richting verloren- waren we opeens weer in het dorp, en toen zei ze, dat we slechts een derde van het buitengebied hadden gezien. Maar de vroedvrouwen en zwangeren zijn aardig, ik mocht meteen de eerste keer al mee naar een bevalling al kende de barende mij niet.

De ontsluiting ging onverwacht snel. Na een omslagpunt en een voetbalwedstrijd -Belgie-USA/2-1 in de verlenging- arriveerden wij, de verloskundige en ik, ver na middernacht aan haar bed. Er stond een enorm bad in de hoek van de kamer, jammer genoeg wilde ze niet in bad bevallen. Verder waren er niet veel zitplaatsen, oma ging op de rand van het bad zitten, en wilde ‘zo graag wat doen’ maar de barende was een kei (-harde), zij was, buiten het zwanger zijn,  een fanatiek Kickbokser en ze wilde niks.
Ja, persen.
De verloskundige die de bevalling begeleidde, had in het achterhoofd de pas gespeelde voetbalwedstrijd met verlengingen en gele en rode kaarten. En zo kreeg de uitdrijving hier ook een verlenging toegezegd. Ik dacht: wat een klus… Maar de verloskundige ging stug door met aanmoedigen en coachen. Ik luisterde consequent het hartje na iedere perswee en keek af en toe op mijn horloge.

De bevallende vrouw wilde pertinent niet naar het ziekenhuis, dat was een feit. Nadat de verloskundige een keertje had aangegeven, dat ze ergens een grens moest trekken, ging de vrouw nog harder persen. De verloskundige duwde een paar weeën enorm mee op de buik, en je zag het vorderen. Ik vond het duwen wel een naar gezicht. Op een gegeven moment wilde de verloskundige verdoven om eventueel in te knippen, maar we kwamen niet verder dan het doosje van de verdoving open maken. Opeens stond het hoofdje toch recht voor de uitgang.
De penalty kon genomen worden. De barende haalde de kracht tot uit haar tenen en de vader mocht zijn eigen kindje aanpakken, dat was heel mooi om te zien.
En toen was ze eindelijk bevallen. Wij juichten allen. Achteraf was er zelfs geen enkele hechting nodig, daar juichte de kraamvrouw dan weer om. Ik mocht de injectie gegeven zodat de moederkoek vlot geboren werd. De placentagoden waren ons goed gezind, de koek volgde snel, er was nadien ook weinig bloedverlies.
Opa werd meteen van beneden gehaald. Oma was door het dolle, de kraamvrouw een beetje beduusd, en de jonge vader ook. De verloskundige had rode wangen en enorme dorst. Het verbaasde mij niets. Dus gingen wij beneden iets drinken, daarna mocht ik de baby nakijken. De vervorming van het hoofdje liet zien dat het kindje iets scheef had gelegen in het baringskanaal. Ook dat verbaasde me niet. Maar het uiteindelijke doelpunt was gemaakt. (1-0) Een prachtige dochter. Het huiselijke geluk zo midden in de nacht blijft toch iets onbetaalbaars.

@studentvroedvrou

Koninklijk


'Wilhelmina Victoria.'
‘Dat klinkt heel Koninklijk,’ zei ik. Ze knikte vriendelijk, vertelde voorts dat haar roepnaam gewoon Wilma was en omschreef haar eerste bevalling als vreselijk. Deze maal wenste ze poliklinisch te bevallen met een “eigen” verloskundige aan haar zijde. ‘Eentje die er bij blijft,’ benadrukte ze en ik snapte direct waar de kneep zat.
Koninklijk, was wat ik dacht, bij de manier waarop ze een half jaartje later haar zoontje baarde.

We installeren ons op de verste verloskamer in afwachting van het vorderen der ontsluiting. Wilhelmina kan haar draai in het bed niet goed vinden. Dat vermaledijde verlosbed waarin ze bij haar eersteling uren en uren had gebivakkeerd, vast aan banden en piepende apparaten, met slechts het alarmknopje binnen bereik en een po om op te plassen.
Nee.
Ze wil niet liggen, ze wil niet staan, gracieus wiegt ze tussen nachtkastje en commode op en neer. ‘Doe wat je zelf wilt, we doen of we thuis zijn. Zolang jij het volhoudt, is het prima om te blijven lopen.’ Bij iedere wee houdt ze even halt, sluit de ogen en gebaart haar trouwste onderdaan waar de rug te masseren.
‘Nu worden mijn benen toch wel zwaar…’
Ze bestudeert een reclameposter waarop voorbeelden van alle mogelijke variaties van het geheel verstelbare verlosbed te zien zijn. Hoog, laag, half, voeteneinde omhoog, leuningen schuin, beensteunen recht. Er is keus uit minstens vijfentwintig verschillende posities.
‘Deze wil ik,’ zegt ze beslist en tikt midden op de poster. Daar is te zien hoe je van het bed een stoel maakt: het hoofdeinde volledig rechtop, het voeteneinde zover mogelijk omlaag. We schuiven aan het matras en schikken de kussens. We drukken op de verschillende knopjes van de elektrisch verstelbare delen, en kijken toe hoe het bed transformeert tot een stoel. Wilhelmina neemt plaats. Er trekt een rilling door haar heen, ze laat zich toedekken met een koningsblauwe fleecedeken en de voeten gaan in de steunen. Zo wordt de stoel een troon, en wij mogen op audiëntie.

‘Wilt u nog iets drinken?’ vraagt de verpleegkundige.
Waar de gemiddelde barende met ruim zeven centimeter ontsluiting kotsend en puffend amper een slokje water via een rietje tot zich neemt, schuift Wilhelmina iets rechter op en smakt een paar maal, alsof ze probeert te proeven waar ze nou precies trek in heeft.
‘… euhm, ik zou eigenlijk wel een kopje koffie lusten…’
De verpleegkundige verblikt of verbloost niet, vraagt of ze er suiker en melk in wil en komt even later terug met kop en schotel, een theelepeltje en twee suikertjes.
Wilhelmina heft haar hand ten teken van wachten, -ze zit immers midden in een wee- blaast geconcentreerd uit en draait haar hand vervolgens zo dat ze het kopje kan aanpakken. De wee is afgezakt en haar vingers wiebelen een tikje ongeduldig heen en weer.
‘Jahaa, ik ben er weer hoor, geef maar…’
En ik zweer het, haar koffie dronk ze met de pink omhoog.
Aansluitend werden wij vorstelijk beloond: de voorspoedige geboorte van ons prinsenkind.

 

@poldervroedvrou

Wonder boven wonder

                                                    #notetostudentmidwifeathomebirths plz keep wallpaper clean at all cases!

Er zat een wijsje in mijn hoofd, terwijl ik de happening aanschouwde. Het kinderlied dat verhaalt over twee beren en de broodjes die ze smeerden. Vooral het refreintje echode lekker banaal rond.
‘Hi hi hi, ha ha ha, stond erbij en keek erna…’
Want dat was wat ik deed.
Mijn stagiaire ‘Jo’ probeerde in het ene hoekje van de petit kleine slaapkamer om niet in de weg te staan. De kraamverzorgster en ik stonden in de andere hoek, pal naast onze barende maar wel zoveel mogelijk uit zicht van de draaiende camera’s.
De videocamera zoomde in op die plek waar vruchtwater vermengd met huidsmeer al afliep.
In de race voor een Oscarnominatie ‘beste mannelijke bijrol’ zat onze aanstaande vader op de knieën naast zijn eega.  Geen seconde van het live spektakel  wilde hij missen, tevens zat hij startklaar om, zodra mogelijk, zijn eigen kind aan te pakken. Niemand in de kamer wist wat het worden zou, een schattig roze mutsje en een stoer blauw petje wachtten liefelijk naast elkaar op de hete kruiken. Het niet weten, maakte het extra spannend. Als de tijd daar was, dan was het vroeg genoeg. Zo hadden we het afgesproken.
De ware hoofdrolspeelster, zoals altijd in mijn favoriete filmgenre, was natuurlijk de barende. Zij werkte, perste, zwoegde en gromde. Meer vruchtwater stroomde en haartjes kwamen in zicht. De boreling was ontegenzeggelijk aan het laatste bochtje begonnen. We zagen hoe het koppetje draaide en draaide. We verwonderden ons over de powervolle wilskracht van deze vrouw en de onvoorwaardelijke inzet van haar partner.
Fenomenaal hoe die twee zo baren konden.

Een film zonder regisseursaanwijzingen. Na de geboorte van het hoofdje en de schoudertjes omvatte pappa zijn kind en met een boogje belandde het tussen de borsten van mamma. Het huilde amper, want het was precies waar het zijn moest. Daar hadden we ons wonder boven wonder en zelfs nu hoefde nog niemand perse te weten of het een jongetje of een meisje was.

Blij waren wij allen.

Jo hoopte dat ik haar stiekeme tranen niet zag. Maar ik dacht, lieve Jo, hoe denk jij dat je dit beroep al die jaren kunt volhouden, als je bij het zien van één van je eerste geboortes al niet meer ontroerd zou raken? Jo’s  taak werd het nakijken van moederkoek en kind, ze vervulde haar kleine bijrol met verve.  De camera registreerde tout. Hoe Jo iets te enthousiast zwaaide met de nog nadruppelende koek -wat mij liet vrezen voor het behang- en vervolgens hoe zorgzaam en toegewijd Jo de baby van top tot teen nakeek. Alles zat erop en eraan. Bovendien constateerden wij dat beide balletjes waren ingedaald.

Toen konden we er niet meer omheen.
Our mistery guest bleek een jongentje.
Abdiël, met vreugde!
Hi hi hi, ha ha ha, ik stond erbij, en ik keek ernaar.

 
@poldervroedvrou


Kind aan huis

Hoe er een keertje, vroeger, bij sneeuw en ijs, echt heftig winterweer zoals dat toen nog bestond, een geboorte bijna in mijn auto plaatsvond. En hoe ik vele jaren later daadwerkelijk een autobevalling begeleidde.

Winter 1979 Hij kwam écht niet thuis, zelfs niet na heel lang persen, dus wij met zijn allen in mijn beige Renaultje 4. Via een verschrikkelijk hobbelweggetje, de opgevroren Schudtsesteeg, kwamen we op de doorgaande weg richting ziekenhuis. We reden toevallig pal langs onze praktijk grenzend aan het huis van mijn collega. Ze zat zo te zien aan de avondkoffie.
Hoor ik ineens naast me: ‘OEOEOE, ik MOET geloof ik PERSEN!’ De loei daarbij overtuigde me snel en ik bedacht dat in het de auto toch wel erg koud was. Het vroor zeker vijf graden, de meeste ruiten waren zelfs nog bevroren, in de haast had ik slechts een kijkglaasje schoongekrabd, hopende op de werking van de blower. Tijdens de volgende weeënpauze verplaatsten we ons ongezien naar binnen, de praktijkentree is aan de zijkant. Via de binnentrap haar naar boven geduwd, op de onderzoeksbank de rokken omhoog, haar grote witte onderbroek naar beneden gesjord en ja hoor, daar was het kind. Wel even goed gesopt na afloop... je snapt dat dit een goede grap was onder ons als collega's. Zo van: dank je wel zeg, komt daar even eentje op koffievisite!
Ach, met een voltooide spildraai is het allemaal niet zo'n punt meer. Ik zei dan ook tegen de licht beduusde kraamvrouw: ‘Ik wou dat ik alleen maar heen en weer was gereden met je over die Hobbeldebobbeldeschudtsesteeg, letterlijk alles even door elkaar schudden en husselen, spildraaien en dan snel terug in bed.’
Haar reactie was: ‘Ja, achteràf…
Als je alles vooruit weet, dan kom je voor een dubbeltje de wereld rond.’ Maar het duurde jaren voor ze de gehele gebeurtenis had verwerkt, ze zwaaide altijd zuinigjes naar me bij toevallige dorpse ontmoetingen en de Schudtsesteeg reed nooit meer het zelfde. Een dergelijke ‘foute’ inschatting is me gelukkig nooit meer overkomen.
Tot…

Februari 2014
Tien voor half vijf gewekt door een telefoontje. Bulgaarse mensen, maar ik snapte wat meneer me duidelijk wilde maken: Razhdane 6e6e, bebe op komst! Bril op, vlecht in de knot, lekker dik vest aan, winterjas erover en hup in de auto. Dit jaar nog geen enkele maal de voorruit moeten krabben in de nacht, stiekem toch wel lekker, starten en gaan. Het wordt het tweede kindje voor de familie Boyko. Stanka had ik gisteren nog hoogzwanger op mijn spreekuur gezien en haar met handen en voeten uitgelegd over de aankomende razhdane in ons geboortehuis. Ze wonen tijdelijk in een gammel vakantiehuisje -ook zij kunnen blij zijn met de zachte winter- helaas qua ligging en inrichting scoorde het huisje slecht op onze 2014-standaard voor het verrichten van een verantwoord veilige thuisbevalling.

Wat er ook door mijn hoofd schoot waren de benodigde dubbele inentingen voor 6e6e in verband met de leverontsteking van moeders. De ampullen lagen klaar onderin de koelkast van onze praktijk.

In het donker vind ik mijn weg en tref een enorme bende en lichte barenspaniek. De situatie had in 1979 net zo goed tot zijn recht kunnen komen, het is alsof de tijd heeft stil gestaan. Behalve dan het mobieltje in de hand van de buiten ijsberende meneer Boyko. Donkere ogen, borstelige wenkbrauwen, beginnende stoppelbaard en een flinke afhangende snor geven Iliya zijn stereotype Bulgaarse uiterlijk, met de duim van zijn ene hand typt hij een bericht, tussen de vingers van zijn andere hand houdt hij een bijna opgerookte sigaret.
‘Goedenavond.’ 
‘Dobur vecher.’
Hij gaat me voor naar binnen. Moeder Stanka ligt te weeën in het smalle tweepersoonsbed, de veertienmaanden oude Ior, hun eerste kindje, ligt er pontificaal naast te slapen, speen in de mond, grijzig versleten trappelzakje aan. Het licht is goed, gelukkig geen kaarslicht of olielampjes, een felle TL-balk verlicht het gehele hutje, doeltreffend, maar gezellig is anders. Een Bulgaars matroesjka-achtig omaatje schuifelt zenuwachtig rond, ze reddert met kopjes thee en spuugbakjes. Overal vochtige handdoeken, een wasrekje met grijzige hemdjes, rompertjes, lapjes –ik denk de luiers?- en een enorme voorraad zelfgebreide en gestopte –oma’s taak?- sokken. Beslagen raampjes, de geur van goulash en mens.
Oma knoopt haar gebloemde hoofddoekje opnieuw stevig onder de kin, wrijft haar huisschort glad en pakt de wakker geworden en zachtjes huilende Iordanka op om te troosten. Het is een hele sjouw voor het kleine vrouwtje, ze laat zich wijdbeens op het puntje van het voeteneinde zakken. Mijn winterjas leg ik over een keukenstoel, was mijn handen tussen de vaat in de volle wasbak, droog mijn handen bij gebrek aan beter af aan mijn rok en vis een paar handschoenen uit mijn tas. Ik kan amper bij het lage bed wat ook nog in een nisje klem staat. In een onhandige hoek tussen nis en kind toucheer ik een weke vijf centimeter.
De omstandigheden laten mij geen keuze, ik denk: hèèl snel weg hier, op naar 2014, op naar het geboortehuis.

Oh ja, wel eerst nog de twee ampullen van het RIVM uit de praktijkkoelkast halen, maar dat ligt op de route. In colonne vertrekken we, als eerste richting praktijk…
Bevond in 1979 de praktijk zich op de eerste etage, tegenwoordig dalen we af naar de verbouwde kelder. Ik vlieg de auto uit, gooi de voordeur open, zoef met twee treden tegelijk het trapje af en duik in de koelkast. Lig ik in het half donker op mijn knieën, -want wat ik zoek ligt onverklaarbaar handig in het onderste laatje- hoor ik gestommel.
Schrik me een ongeluk, want ik waande me alleen. Eén milliseconde denkt mijn brein: insluipers die hun kans schoon zagen bij het zien van de open voordeur? Maar nee, jullie raden het natuurlijk al, de dreigende donkere gestalte achter me betreft Iliya Boyko, onze Bulgaarse aanstaande vader. Wat moet hij nu hier, hij zou toch bij zijn vrouw in de auto blijven? Slechts bijgeschenen door het koelkastlampje zie ik aan zijn snor dat het nu menens is.
‘Razhdane! Snel jij komen!’
Hij komt me halen.
Twee onderlegmatjes die in een bak naast de koelkast staan meegegrist, de roodgeruite theedoek van het haakje naast de wastafel gerukt en de deur uitgevlogen. Ja hoor, persgeluiden, bolle broek te voelen, zelfs een klein geluidje eruit! Zo schattig, er mummelde iets. De straatlantaarn stond Godezijgedankt strategisch genoeg. Snel de joggingbroek uit en een prachtige blèrende dochter!
Todorka.
Moeders lag dwars in de auto met het hoofd op de chauffeursstoel, en waarschijnlijk met haar rug op de pook, één voet had ze tegen het openstaande portier gezet, de andere bungelde uit de auto met één pijp van de joggingbroek nog om haar enkel. De bijrijderstoel was doordrenkt met bloederig vruchtwater en babyhuidsmeer, het gaf allemaal niets, we lachten in alle talen. Ik droogde de baby af met de rode theedoek. Het was zeldzaam uniek en ondanks de taalbarrière deelden we het geluksmoment van de voorspoedige geboorte, blijheid, opluchting en triomf.
Geen paniek, geen handschoenen, geen steriliteit en (nog) geen moederkoek. Wat is wijsheid, mijn intuïtie koos voor gas geven richting geboortehuis en niet terug naar het griebuspaleisje. In alle rust zo dadelijk de nageboorte, een warme douche en hygiënische verzorging van moeder en kind, en een bakkie koffie voor de omstanders. Dat hadden we wel verdiend na dit avontuur.
We schoven onze hoofdrolspeelster recht op de voorstoel, dekten toe met wat we voor handen hadden en vervolgden onze reis. Aan de Kempenerstraat was verder zo te zien niemand wakker geworden. Mijn eigen auto laten staan en achter Stanka gaan zitten, Iliya scheurde lekker door om vijf uur in de morgen, op mijn aanwijzingen van links rechts links stonden we in no time voor de ingang van het geboortehuis.

Je denkt dan niet veel later op een fris en schoon bed, even de placenta eruit te drukken. Die verwacht je een half uurtje na de geboorte van de baby allang los toch?
Dan was het een leuk verhaal gebleven...
Achteraf bleek dat mijn vroedvrouwelijke intuïtie me, bij de keuze om toch alsnog naar het geboortehuis af te reizen, niet in de steek had gelaten.
De koek zat zo vast als een huis en is een hele tijd later tenslotte door de gynaecoloog operatief verwijderd, met het nodige bloedverlies erbij. Dan ben je heel dankbaar voor de goede medische zorg die je een vrouw kan geven, waardoor er geen calamiteiten ontstaan zoals in Afrika of in dit specifieke geval in Bulgarije. Infecties of zelfs moedersterfte.

Met behulp van een stevige Hollandse kraamverzorgende, en wat bij elkaar gesprokkelde donaties in de vorm van baby- en peuterkleertjes, vers beddengoed en wat gezellig speelgoed voor Iordanka konden we de kraamtijd nog behoorlijk feestelijk krijgen, zo zijn we in ons dorpje dan ook wel weer.

Bulgaarse woordenlijst:
6e6e/bebe Baby
Razhdane Geboorte
Boyko Strijd
Iliya de Heere is mijn God
Stanka Heerlijkheid
Iordanka Afstammelin
Dobur Vecher Goedenavond
Todorka Cadeautje

Memoires Ener Vroedvrouw
Het prachtige verhaal wat u net las, is een bewerkte mailwisseling tussen mijn Veluwse collegavroedvrouw en mijzelf. Sterke verhalen uit de oude doos. Haar mailtjes waren zo leuk, en de histories zo bijzonder, ik beloofde haar er een complete samenhangende leesbare anekdote van te maken, en wat is het een mooie memorie geworden. Weer een bewijs dat het  wat waard is om onze bijzondere verhalen op te tekenen.
MW

Collegialiteit


Veel uitjes gun ik mezelf niet, maar vanavond stap ik in het busje van mijn Puttense collega-vroede-vrouwen. Er is een verloskundigenbijeenkomst in Zwolle,
‘Samenwerkingsverbanden Gynaecoloog en Verloskundige’.
Mijn dienst loopt tot vijf uur, warme douche, hete föhn, schone kleren, opgetut, klaar voor vertrek.
Telefoon.
‘Ik denk dat het is begonnen.’ Vooruit, met nog een dik uur te gaan tot de overdracht, kan ik dit ritje naar de Harlekijnstraat best op me nemen. Tussen vier en zes is het peuterspitsuur voor collega Wilke.
De weeën lijken mee te vallen, ontsluiting is er niet.
Check.
Nog drie kwartier.
Telefoon.
In het buitengebied bezoek ik een struise boerin die vruchtwater verliest. Helder vocht, ontsluiting slechts ene centimeter, harttonen goed, nauwelijks weeën.
Check.
De dienstmobiel draag ik over, tezamen met mijn meest recente update over de twee amper gestarte baringen. ‘Het lijkt me sterk als één van de twee voor tienen bevalt, en dan ben ik allang weer op de terugweg.’
‘Veel plezier vanavond.’
Op naar Putten. Een afgesloten stuk weg vertraagt mijn aankomst met enkele minuten. De dametjes Putten zitten reeds voorin de bus, ik stap achterin. Bij elkaar zijn we goed voor bijna honderd jaar ervaring en een veelvoud van evenzovele sterke verhalen. Het portier schuift met een klap dicht en we zoeven het dorp uit.
Wilke belt. ‘Waar ben je, want hier twee tegelijk.’ Toch weeën op de Harlekijn en toch groen vruchtwater op de boerderij, met felle weeën. ‘Dat kan niet,’ zeg ik, ‘daar was ik net!’ Wilke appt me een foto van het vruchtwater. Groen ja. Boerin vertrekt naar het ziekenhuis, en zal daar opgevangen worden door de klinisch verloskundige. We appen nog wat heen-en-weer over de dorpse dame. Een uurtje geleden echt nul centimeter, nu blijkt ze er vijf te hebben.
Te laat komt het besef dat ik niks gegeten heb. Typen en turen op het beeldschermpje van mijn iPhone bekomt me slecht tijdens de dolle rit van Putten via Ermelo naar Harderwijk om verschillende collega’s her en der op te pikken.
Ik puf: ‘Altijd-is-Kortjakje-ziek, midden-in-de-week-maar… waarom nu net als ik eens een uitje heb!’
In Zwolle is er soep en ik knap weer een beetje op.
Mevrouw Nulontsluitingomvieruur zet net na achten haar zoon op de wereld.
Georgy.
Boerin Groenvruchtwater dendert zonder pijnbestrijding van één naar negen met bijstand van de ziekenhuisverloskundige en onze inderhaast opgetrommelde derde maat, Rolande. Ook opgetut, in haar nette kleding, en een wit wijntje achter de kiezen, want weggeplukt van een verjaardagsvisite.
De boerenzoon klokt 21:50.
Sjors.
Appen is een geweldige uitvinding en ik feest op afstand mee bij het lezen van de goede berichten en verbaas me over de twee bijna identieke maar o zo verschillende jongensnamen. Blij met de voorspoedige geboortes, blij met de onvoorwaardelijke inzet van klinisch verloskundige en mijn Zeewoldense maten. De terugweg geeft ons het onderwerp collegialiteit. Ariette heeft al een heel idee in haar hoofd, we moesten maar weer eens samen gaan eten. We brainstormen over doel, tijd en plaats, menu en uitvoering. Alle verloskundigen welkom, verdelen over twee avonden, want dan heeft iedereen de kans om te komen, het plan wordt steeds leuker.
We besluiten  om het  een vroedvrouwen-saamhorigheidsdiner te noemen. Ariette gaat achter het fornuis. Ons doel: de Harderwijkse gynaecologe die gaat fietsen voor AMREF flying doctors te sponsoren.
Fijne collega’s daar kan je er niet genoeg van hebben!



MW






 

 

Ondertussen in Sierra Leone

Met trots link ik door naar het blog over ons PendembuClinicRehabilitationProject in Sierra Leone.
http://midwives4doro-clinicsierraleone.blogspot.nl/
Waar Sister Anthonia enkele foto's zond, om te laten zien hoe mooi de nieuw opgebouwde Clinic is geworden. En ons mailde over de voortgang en het gebruik van de Ambulances.
Go C!