Snert, Stamppot en Spoed


 
Halverwege de middag belt Anneke over gelig vochtverlies.
Ik raad haar aan een origineel kraamverband in te doen en mij weer te bellen als ze wat kan laten zien. Om vijf uur ben ik bij haar, het ruikt er heerlijk naar eigengemaakte snert, ik snuif eens diep. Zij drentelt onrustig rond. Er staat een grote pan op het fornuis, door de glazen deksel is de groene soep met stukjes prei, wortel en rookworst te zien.
Eén steek had ze gehad sinds het vochtverlies en een onbestemd gevoel onderin. Maar nog geen noemenswaardige weeën, alleen dat vocht.
Op mijn verzoek haalt ze het kraamverband, waarin ze wat had opgevangen, van boven.
Gelig, had ze gezegd aan de telefoon.
Geel is meestal gewoon afscheiding, of misschien zelfs urine. Vruchtwater is rozig, doorzichtig, soms met witte vlokjes.
Als het vruchtwater groen ziet, is dat over het algemeen niet wat we willen. Dan heeft het baby’tje erin gepoept. Misschien vanwege stress, misschien louter omdat zijn darmen vol zitten. De regel is: Insturen om de conditie van het kindje tijdens de ontsluitingsperiode te in de gaten te houden met een babyhartslagmeter, ( Cardio-Toco-Grafie, kortweg CTG)
Als ze beneden komt, sta ik gedachteloos in de soeppan te staren.
Het verbandje, wat ze een beetje gegeneerd aan mij showt, laat geen twijfel voor mij als vroedvrouw.
Dit is GROEN, lichtgroen met enkele slijmerige donkergroene brokjes.
(Euhm… Ik heb nooit beweerd dat mijn werk altijd even smakelijk is hè?)
Hein moet uit zijn werk komen, de kleine jongen zal bij de buurvrouw blijven en ik wil Anneke naar het ziekenhuis sturen ter controle. Hartslag klinkt goed, er is geen directe haast.
‘Vraag je man thuis te komen, geef hem als eerste een bakkie soep.  Jij moest het maar niet eten, te zwaar op de maag als je daarna nog gaat baren. Bel mij als je man thuis is, dan meld ik je aan bij het ziekenhuis en kunnen jullie vertrekken.’
‘O, dan ga jij niet mee?’
‘Tja, je heb nu geen weeën, ze doen eerst CTG. Mocht je vanavond of vannacht gaan bevallen, dan mag je me bellen.’
Ik ging naar huis om mijn eigen winterkost te maken. Spruitjesstamppot. De vlotste manier is; reeds geschilde aardappels en schoongemaakte spruitjes koken, spekjes bakken, soms een gesnipperd uitje erbij, stampen, beetje melk, in een ovenschaal, met de juiste mise-en-place heb ik het binnen een half uurtje in de voorverwarmde oven. Twintig minuten op 180 graden. Hoppa.
17:46 Hein: ‘Ik ben er en trouwens; ze heeft nu weeën.’
Ik: ‘Ik zal het ziekenhuis op de hoogte brengen, ga maar.’
Klinisch verloskundige meldt dat ze vol liggen.
Ik bluf: ‘Doe me dat niet aan, ze zitten al in de auto…’
Binnen twee minuten belt ze terug. Ze gaat plek maken.
Thank You Lord.
17: 55 Hein: ‘Anneke vraagt zich af of ze nog wel in de auto kan stappen… Wat moet ik doen?’
Ik resoluut: ‘Inladen en gas op de plank!’ Hein weet natuurlijk niets van mijn voorbede om Anneke binnen de krijgen op de verlosafdeling en daarbij had ik gehoopt dat ze al vertrokken waren.
Wat ik wel weet, is mijn toezegging van bijstaan.
De oven gaat uit. Ik sms mijn man enkele instructies en vertrek met gezwinde spoed.
Om 18:15 belt Hein mij: ‘We zijn er. Welke ingang?’
Om 18:25 ploft Anneke op het verlosbed, de vertraging zat hem in drie -intussen- serieuze persweeën bij ingang, lift en hal. Het kenmerkende oerlawaai vanuit het halletje alarmeerde de hulptroepen.
Om 18:27 arrivé Poldervroedwoman. Ik gooi de vroedcape af en stort me in het baringsgeweld.
Om 18:34 mag Anneke voluit persen.
Om 18:42 is de zoon geboren, met een kruintje vol groene smurrie.
*Moet ik voor je over houden, of mag het op?* smst mijn man.

 

@poldervroedvrou

Contrasten


‘Graag zou ik met een ruggenprik bevallen.’
Het was niet de allereerste zin die ze uitsprak, maar wel degene die bleef hangen.
Veerle, geboren en getogen in België, getrouwd met Brandweerman Maarten, de liefde die haar in ons kleine polderdorp had laten wortelen. Veel van onze gewoontes had ze zich eigen gemaakt. Maar nu Hollands bevallen? Dat nooit.
We praatten lang, we praatten breed. Ze ging een keer op gesprek bij de gynaecoloog. De zwangerschap verliep zonder al te veel problemen.
‘Mag ik in het bad van het geboortehuis bevallen?’
Deze vraag kwam van Erna. Zij had gelezen over de behaaglijkheid van het warme water en dat leek haar wel wat. We praatten kort en ik zei: ‘Een badbevalling lijkt mij een uitstekende keuze.’

En zo bevinden we ons halverwege een mistige novembernacht, waar in huize Brandweerman ‘den arbeid zijn aanvang heeft genomen’.
Toevallig was ik vlak daarvoor bij Erna geweest, vliezen gebroken en een aarzelend begin van weeën.
‘Gaan jullie vast die kant op?’ had ik Erna gevraagd. Harold sjouwde al met Maxi-Cosy en vluchtkoffertje. ‘Laat het bad maar vollopen. Zie ik jullie daar.’
Veerle heeft voldoende ontsluiting voor het echte pijnstillingswerk.
Grote ogen in het hoofd, hyper van de hele happening. Onze brandweerman heeft kleine oogjes. Hij had een enorme brand moeten blussen op een vrachtwagenbedrijf en was 24uur in touw geweest.
Ik bel met de verlosafdeling van het ziekenhuis, meld mijn cliënte met het epidurale-verzoek aan en vertrek zelf richting geboortehuis, pakweg drie lange gangen verwijderd van de medische verloskamers.

Erna dobbert in het warme bad. In de bevalkamer naast de onze wordt onder veel enthousiaste aansporingen een Puttens baby’tje geboren. We volgen het stilletjes, af en toe kijken Harold en ik elkaar aan. Erna heeft zich verstopt onder een washandje, zij lijkt niks te merken, soms horen we zelfs een snurkje. Op de andere kamer wordt het ook stil, op een sporadisch babyhuiltje na.
Bij ons lijken de weeën een beetje weg te vallen.
Zo werd het een bijzonder serene aangelegenheid.
Na lang wikken en wegen, afwachten, wachten, nog langer wachten en meer gesnurk, besluiten we richting verlosafdeling te verkassen om weeënopwekkers te verkrijgen.
Wij belanden op kamer drie.
Op twee ligt Veerle.
Ik tref haar met dezelfde grote ogen in het hoofd, blonde haren plakkerig langs de wangen. Linkerarm infuus, rechter automatische bloeddrukmeter, inwendige registratie, een catheter en het slangetje vanuit de rug voor de pijnmedicatie. Volledig gebonden aan draden en apparatuur. Qua ontsluiting is ze even ver als Erna, qua Zen-modus zit ze er mijlen vanaf. Ze woelt door het bed, heeft jeuk, is misselijk en heeft het afwisselend heet en koud. Ik heb het met haar te doen en blijf bij haar. De ruggenprik moet uitwerken om persweeën te voelen. Ik wil gedag zeggen op drie, maar Veerle laat met niet meer gaan. Ze mag persen, en dat doet ze uit alle macht, terwijl het been aan mijn kant niet doet wat zij wil. Iedere wee til ik het voor haar op en geef het aan alsof het een los attribuut is, zoals het been van een willekeurige etalagepop.
‘VEER, kom op zet door!’ moedig ik haar aan. Haar dochtertje Jade wordt kwart voor vijf in de middag geboren.
Verloskamer drie was leeg en verlaten toen ik daar terug kwam. Het zoontje van Erna was om half vijf per keizersnede gehaald.

Later vertelde Veerle me wat ze het vreselijkst had gevonden; dat ik VEER riep in plaats van Veerle, daardoor was ze harder en harder gaan persen waar ik bozer en bozer leek.
Het gaf haar het idee te falen. Terwijl ik dacht; een ruggenprik, amai, daar is niks makkelijks aan zeg…
Daarom zei ik: ‘Welnee Veerle. Poldervroedvrouw is fier op u!’

 

@poldervroedvrou

 

Call the Midwife!


Ik kijk graag naar die televisieserie. Het verhaalt over verloskundigen in het arme Londen uit de jaren 60. Het is werkelijkheidsgetrouw en verloskundig-accuraat. Ik leef dan ook helemaal mee met de hoofdpersonages.
Zo ging een aflevering over een onverwachte stuitbevalling thuis, waarin de verloskundige/ hoofdrolspeelster een moment naar de gang ging om zichzelf moed in te spreken. Tegen de barende zei ze: ‘Ik ga mijn spullen bij elkaar pakken, het komt helemaal goed.’ In de gang ademde ze een keer heel diep in en uit en sprak zichzelf zachtjes toe. Tegen de kale muur fluisterde ze het stappenplan behorende bij de “Onverwachte-Stuitbevalling-Thuis” en ik dacht; ja, zo heb ik ook een keer gestaan in exact dezelfde spanning. Enkele tranen welden onvoorzien over mijn oogranden en een tikje emotioneel constateerde ik dat de actrice haar rol eersteklas speelde, inderdaad, zo gaan die dingen.
‘Slik.’
Ik huil ervan, ik smul ervan en ik leer ervan; in Engeland wordt bijvoorbeeld vaak in zijligging bevallen, dit leek mij ronduit onhandig. Zelf opgeleid in de jaren 80 waar we leerden dat een vrouw ‘gewoon’ op haar rug ligt tijdens de baring; en dat wij haar ‘verlossen’, superhandig en overzichtelijk voor de hulpverlener; de ‘verlosser’…
Intussen een ‘vroede’(wijze) vrouw geworden, ken ik geen enkel zoogdier dat zijn kleintje ruggelings ter wereld brengt. De natuur bedacht het anders. Maar hoe fiks je dat zo soepeltjes mogelijk?

Ik kijk een episode waarbij een -of course, het is een actrice, dat weet ik wel, maar ze speelt het buitengewoon levensecht- oude kloosterzuster de geboorte begeleid. De barende ligt op haar zij, met de rug naar de non toe. Zij is in hemelsblauw habijt, met losse witte hemdsmouwen tot haar oksels tegen de spetters. Ze zit op de rand van het bed. Het bovenste been van moeders legt ze op haar schouder en het kindje wordt geboren, ze draait het voor de buik van de moeder en laat het been weer zakken. Ik spoel de opname enkele keren heen-en-terug. ‘Je mond staat open!’ zegt mijn dochter. ‘Nou, zie je dat, wat een handige manier!’ Als ik haar vraag voor mij proef te liggen, schudt ze lachend haar hoofd. ‘Nee mam, doe lekker effe normaal.’

Dan maar in de praktijk een proefpersoon zoeken.

Bij Francien van der Bosch valt alles op zijn plek. Zij blijft de hele tijd rondlopen, want ze kan echt niet liggen of zitten. De struise vrouw van één meter 86, stampt  flink door tijdens de wee, wordt zelfs een beetje duizelig en ik zie de persweeën steeds heftiger door het lijft gieren.
‘Francien... Ga alsjeblieft liggen voor je omvalt!’ Zelf wil ze er nog niet aan. ‘Ik kan nu NIET hier op mijn RUG gaan lig-gen, GRRRR,’ puft ze in een nette frequentie van drie op één uit.
Opeens ploft ze op haar zijkant in het verhoogde bed, met de rug naar me toe. Zich vastklampend aan Evert, samen de wee opvangen, terwijl ik uitstekend zicht heb op alles wat er vanonder gebeurt.

Daar!
Zonder zogenaamd-hygiënisch gesteven hemdsmouwen, en zonder zedige witte muts, maar in stone-washed-slimfitstretch spijkerbroek, mouwloos zwart T-shirt, latex handschoenen-maat-zeveneneenhalf, en de babyhaartjes komen in zicht. Ik moedig aan: ‘Geef er maar aan toe!’ en zijg neer op het randje. Dan pak ik  het bovenliggende been bij de enkel en leg hem in mijn nek. Zo is er precies genoeg ruimte om de baby geboren te laten worden.

Toen de zoon -ruim acht pond en 55(!)centimeter lang- er helemaal uit was, verbaasde Francien zich over het feit dat alles alweer achter de rug was.

‘Achter je rug ja,’ zei ik, ‘daar gebeurde van alles!’

En dat vond ik nou weer een goeie grap.

 

@poldervroedvrouw

Telefonische LOI-cursus 'Bevallen voor Beginners'


 

Deze keer eens een belevenis van mijn collega Wilke  

 Als midden in de nacht de telefoon gaat, denk ik het nummer op mijn schermpje te herkennen. Inderdaad, John van Angela. Elkaar noemen ze Sjonnie en Ansj. Ik heb ze al vaker aan de lijn gehad. Het nummer is een makkelijke combinatie van vijven en zevens. Het stel zelf is een tamelijk opmerkelijke combinatie van donkere uitgroei in blonde haren, gouden kettingen, tatoeages met doorgestreepte eeuwige liefdes, dit mede omdat zij haar derde kind gaat krijgen, terwijl het zijn allereerste wordt. Het gesprek is kort en ik ben meteen uit de startblokken. De enkele woorden die Sjon en ik met elkaar wisselden in combinatie met de gezellige achtergrondgeluiden geheel verzorgd door zijn eega Ans zijn genoeg om mijzelf in de hoogste versnelling te zetten. In de auto gaat de mobiel weer, ik wurm het oortje in, geef gas, spreek, rij, schakel, luister, stuur, geef nog meer gas, instrueer, denk na terwijl mijn hersens stil lijken te staan, of is het mijn hart.
Sjonnie ziet namelijk haartjes, denkt hij, zegt hij. Ik hoor Angela nog intenser kreunen.
‘Zuchten Sjon, zuchten met Ans!’
Ik roep het door de telefoon, alsof ik daarmee zijn Ansj kan bereiken. John zet zijn telefoon op speaker, zo heeft hij zijn handen vrij en zo komen ook de achtergrondgeluiden naar de voorgrond. De situatie klinkt onhoudbaar.
‘Het hoofdje stEEkt er half uit.’
Zijn stem slaat er van over. Mijn hart slaat over. Ans is even stil.
Rotondes op twee wielen, bochten in zijn vier. Nu is het mijn Opeltje dat kreunt. Ans gilt hoog.
‘Het hoofdje steekt er nu helemaal uit!’
In mijn hoofd probeer ik me een voorstelling te maken van de situatie, Ans op bed, met de benen wijd-tenminste, dat mag ik hopen- John op zijn knieën ernaast -en ja, ook dat mag ik hopen-.
Ik haal adem en druk het gaspedaal volledig in.
‘Draait het hoofdje? Ja, okay, goed zo. Pak het hoofdje, tussen je handen. Laat Angela persen, en duw het hoofdje richting matras. ANSJ PERSEN!’
Ik hoop via de speaker Angela te overtuigen om flink mee te persen.
‘Er glimt iets blauws… Ertussen.’
Flut. Navelstreng.
‘Haak je vinger er maar omheen en haal over het hoofdje, dat is de navelstreng. Geeft niets.’
Ik bluf, ik schakel, en bid dat de streng niet te strak zit. Weer roep ik PERSEN richting Ans.

Woonwijk in aanbouw, onverlichte obstakels

‘Wheeee,WHEEEEE, WHEEEEEEEEE.’
Het huilt. Een diepe zucht ontsnapt me. Het huilt, hoera, dat klinkt als muziek in de oren.
‘Afdrogen Sjonnie, afdrogen en toedekken.’

 Het glimmendnieuwe streeploze asfalt leidt mij in het donker richting hun kale onaffe straat. Zandbakken als parkeerplaatsen. Als een mug in de nacht vlieg ik richting het enige fel verlichte huis. Gordijnen hangen er zo te zien nog niet. Ik parkeer in het zand en ren in een rechte lijn via de openstaande voordeur de trap op naar hun slaapkamer.
Angela ligt ietwat scheef in bed, ze straalt, haar kind netjes toegedekt met een…
Tja, wat is het eigenlijk? Een vaal roze badjas of badcape. De voeten steken parmantig in roze varkenskopsloffen, één pyamabroekspijp hangt om het linker varken. Een plasje vruchtwater staat in de matraskuil, de navelstreng loopt als een telefoonkoord tussen haar benen naar de, onder het badstof verstopte, baby. Alles is roze, inclusief de pasgeborene.
Ik reset mezelf even.
Handschoenen aan, droog matje onder Ans, aan de buik voelen hoe het met de nageboorte is gesteld. John mag de navelstreng doorknippen. Geen hechtingen, perfect.
Sjonnie en Ans hebben een zoon van krap zes pond, Mitchell Ricardo Wesley.
Ik kan voortaan telefonische LOI-cursussen geven voor thuisbevallingen zonder deskundige hulp.

 

@Polderverloskundige Wilke

Honden, baby's, katten, koeien en één waterschildpad

Laat ik beginnen bij Ed, het huisdier van Hans en Annemarie. Het was midden in de nacht, ik was bij hen om de weeën te observeren. Het was achteraansluiten bij het observatieteam, want drie enorme katten, twee rode en één gecyperde, lagen in slagorde opgesteld rond de barende. De weeën bleven uit, Annemarie zei: ‘Ik voel me wel een beetje bekeken zo.’ De gecyperde kat spinde om het luidst.
‘Ik wacht beneden, oké? Doe maar net of ik er niet ben.’ zei ik. Mijn gedachten dwaalden af richting loungesize-huiskamerbank. Het was perslot slaaptijd voor normale mensen. Hans beaamde dat geeuwend, maar hij bleef, tezamen met de kattenwaakdienst, op post bij zijn vrouw.
Beneden trof ik Ed. Een uit de kluiten gewassen waterschildpad. Hij woonde in een groot rechthoekig aquarium. Half gevuld met helder water, enkele stapstenen en een felle warme lamp erboven, het leek me een comfortabel verblijf. Met zijn kopje net boven de vloedlijn, keek Ed mij indringend aan. Ik weet niet of hij werkelijk Ed heet, maar dat komt door de kinderserie ‘Poesjes’, waar de butler gespeeld wordt door een heuse landschildpad genaamd Ed, compleet met dienblad om alles aan te dragen wat de katerige oom Boudewijn nodig heeft.
Schoenen uit, kussentje opschudden, de bank lag heerlijk. Boven hoorde ik douchewater kletteren, terwijl Ed beneden aan zijn work-out begon, of wellicht een ontsnappingspoging, daar wil ik vanaf wezen. In ieder geval borstcrawlde hij met een ritmisch gebonk door zijn glazen kooi. Zo verviel ik in een onsamenhangende droom over een poppenhuis vol miauwende poesjes, omlijst door het bonkende geluid van een asymmetrisch gevulde centrifuge op topsnelheid, stromende bergbeekjes en een snurkende vroedvrouw.
Ongeveer een uur later schrok ik wakker van de stilte, de douche was uit, Ed lag onder de warmtelamp bij te komen, en ik kon aan het werk.

Acht baby’s werden er deze periode geboren, en behalve de drie katten en butler Ed telden we ook in totaal tien honden. Bij een gezinnetje met een hartveroverend Boomertje werd een schattig babyjongetje geboren, ze pasten -bij wijze van spreken- eenzelfde maat rompertje. In een andere wijk hield een lieve aanhalige Bordercollie de wacht onderaan de trap terwijl in de slaapkamer gepuft en geperst werd. Ik struikelde bijna over hem bij het naar boven sjouwen van mijn verlosequipement, maar hij liet zich niet verschuiven. Voorts een prachtige cognacbruine jachthond, perfect passend bij de overige bruintinten van het interieur, ook zij week geen millimeter van bazinnetjes zijde.
Honden, ze weten exact wat er aan de hand is en pasgeboren baby’s zijn in mamma’s buik al gewend aan het rumoer wat een hondenhuishouding met zich meebrengt. Neem de familie waar vier kolossale  bullen plus twee evenzogrote andersoortige rashonden het huis bevolken. Het meisje lag in de box te dommelen, ze knipperde niet eens met haar ogen toen de honden aansloegen. Oma vertelde me hoe, toen er richting ziekenhuis vertrokken moest worden, de gehele roedel bijkans eerder in de auto zat dan de puffende barende.
Als laatste het verhaal van de melkveehouder. Zijn koeien hadden allen gekalfd, maar zijn aankomende stamhouder liet op zich wachten, en dat met een verhuizing in het zicht. De natuur laat zich niet sturen, wist hij. Toch, voor de maand om was, kwam alles gelukkig goed door de voorspoedige geboorte van zijn flinke boerenzoon.

 @poldervroedvrou

De Perfecte Pappa


De telefoon gaat om twee uur in de nacht. Het is een aanstaande vader, we zullen hem Joop noemen. Ik versta in eerste instantie slechts zijn achternaam. Een naam die nergens matcht met mijn rijtje hoogzwangeren. ‘Heet jouw vrouw anders?’ Inderdaad. Hoogkade vier. Dat adres met bijbehorende zwangere ken ik. ‘Op het hoekje van de kade,’ zeg ik, om Joop te laten merken dat ik heus wel weet om wie het gaat.
‘Suzan verliest water. Jouw opdracht was: tijdig bellen. Dus daarom bel ik.’ zegt Joop droogjes. Weeën zijn er niet, het betreft hier louter een ‘gebrokenvliezen’-mededeling. We gaan afwachten. ‘Ik hoop dat je nog wat kunt slapen,’ hoor ik Suzanne op de achtergrond giechelen. Door een gordijnkiertje ontdek ik hoe het er buiten uitziet en mompel nauwelijks hoorbaar: ‘Dat betwijfel ik.’
Buiten ziet het namelijk wit, het sneeuwt.
Het gelijkmatige laagje, ongezouten wit ziet er idyllisch uit. Maar mijn doorgewinterde vroedvrouwenhart absorbeert de, door de schrik vrijgekomen, adrenalinerush volledig. Zo zie ik mezelf direct al klunend richting Hoogkade glibberen, en aansluitend, bij een fatale inparkeerpoging, pardoes de kade af slippen.

 Zo abrupt uit de ‘slaap-der-onschuldigen’ gerukt, wachtend op de dingen die komen gaan, ik ken mezelf. Raderen die -niet te stoppen- gaan draaien. Hoe, wat, wanneer, hoe snel, wie mogelijk nog meer, welke collega’s stand-by? -woelen en keren, mezelf toespreken: ga slapen- de route naar de Hoogkade in gedachte doornemen, wordt er al gestrooid? -andere zij, wekker in zicht, 2:30 ga slapen- hoe is het op de doorgaande wegen? 3:30, is de route naar het ziekenhuis vrij bij nood? - omdraaien, andere kant, gordijnkier, sneeuw, 4:00 alsjeblieft, ga nu echt weer slapen, vrijdag de dertiende wordt gewoon een hele mooie dag-.
Vrijdag de dertiende? Ook dat nog.
Ik had meer zin om op te staan, de auto sneeuwvrij te maken, en er alvast stapvoets heen te rijden. Slaapzakje in de auto, en op het moment van tweede oproep, luttele seconden later voor de deur staan. Joops verbaasde gezicht leek me priceless, maar ik zou er zijn, en zo viel ik eindelijk in slaap.

Joop belt half acht. De doorgaande wegen zijn intussen gestrooid. Licht geradbraakt door de matig benutte nacht, telepatheer ik alvast mijn koffiebestelling richting Hoogkade vier.
Aan de ‘veilige’ kant van de kade parkeer ik probleemloos. Joop sjouwt mijn tassen naar boven. De kachel brandt behaaglijk en Joop heeft op een uitgeklapte strijkplank het gehele kraampakket perfect uitgestald. En, tot mijn geluk, wacht er op het strijkboutplateautje een heerlijk kopje koffie.

 De aanstaande mamma verdient -als altijd- het grootste compliment. Ze werkt zich moedig door de weeën, terwijl Joop van boven naar beneden blijft rennen om alles aan te dragen wat wij wensen of wat hij denkt dat wij wensen. Enkele minuten voor tien wordt een dochter van ruim negen pond geboren. Joop herhaalt wel honderd keer hoe opgelucht hij is. Ik denk het evenzovele malen met hem mee. Ik was gewoon op tijd, zelfs de kraamverzorgende was prima op tijd, (en zij kwam nota bene van buiten het dorp). Er is overal gestrooid, mijn auto bevindt zich gewoon naast de gracht en niet erin, binnen is het warm, buiten ziet het prachtig wit, er is een roze dochter Ivy en ik krijg van Joop een keuzemenu aan mogelijkheden voor mijn tweede bakkie.
Mijn keuze is een Grande Cappuccino.

Vrijdag de dertiende is een hele mooie dag om geboren te worden.

@poldervroedvrou