Bril


Het is de eerste januari van 2020 en mijn dienst startte een paar uur voor de jaarwisseling en haar vuurwerk. Ik ben als vanzelfsprekend de BOB en leg mijn kleren zorgvuldig klaar omwille van blindelings grijpen in de nacht.  Mijn auto staat al operationeel geparkeerd, met een dekentje over de voorruit. Ik verwacht geen bevalling, en zeker geen vrieskou, maar je weet maar nooit. We gingen niet al te vroeg naar bed zeg maar gerust extreem laat, want het was gezellig.
Om vijf uur gaat de dienstmobiel. De gene die belt versta ik in eerste instantie maar matig, ik laat hem een paar keer het adres herhalen en prent het in mijn lange termijngeheugen. Ik heb er intussen wel beeld bij, een grote Kaapverdische man met een vlotte blonde schoonheidsspecialiste als vrouw. Haast lijkt geboden, want: ‘Mijn vrouw heeft erge pijn, zij staat nu onder de douche.’ Wat in principe een slimme zet is  om de pijnen enigszins dragelijk te houden. Maar, omdat ik  van de ene naar de andere kant van het dorp moet kruisen, verzoek ik hem om zijn vrouw in bed te stoppen, want: ‘Door een warme douche zou het allemaal nog sneller kunnen gaan. Laat me eerst even kijken hoe het er voor staat. Ik kom meteen.’

Ik kleed me haastig aan, blij dat alles op volgorde op het krukje ligt te wachten, T-shirt, linker sok, rechter sok, spijkerbroek, warme trui, sjaal en één handschoen (dat is vanwege koude vingers in de nacht, die tweede ben ik helaas al maanden kwijt…) Ik ga op het krukje zitten en strik mijn veters in het donker. Bodywarmer aan, die vooral heel handig is voor het bewaren van de diensttelefoon. Mobiel dus hopla in mijn zak. Eigenlijk moet ik plassen, maar het klonk zo alarmerend, eerst maar gauw kijken hoe het er voor staat daar. Autosleutels uit het handige bakje bij de voordeur, zachtjes deur sluiten, voorruitbedekking opzij, in de auto, mazzel dat er niet gekrabd hoeft te worden, starten, de display van mijn dashboard laat een groene gloed zien. Ik wil kijken hoe laat het nu is.
‘O nooooo! FLUT!’ Terwijl ik uit frustratie een ferme klap op het stuur geef, scheld ik tegen de voorruit. ‘Sukkel dat ik ben.’

Ik ben mijn bril vergeten op te zetten.

Al kan ik het meeste wel zien, het lezen van de spreekwoordelijke kleine lettertjes wordt allemaal iets lastiger zo met de jaren. Als een raket vlieg ik de auto weer uit, voordeur open, de hondjes begroeten me alsof ik weken ben weggeweest. (Ken je die mop? Hoe krijg je een hond blij, stop hem in een keukenkastje, hoe langer je hem laat zitten, hoe blijer hij is als je hem er weer uit laat.)
Ik maan de Jack Russells tot stilte: ‘Shjsss!’ Dirigeer ze zo geluidloos mogelijk terug naar hun mandjes, sluip naar de slaapkamer, trippel om het bed en vind op de tast mijn bril op het nachtkastje.
Ik stoot me aan het krukje. Boink. Hoor een kenmerkende zucht van zijn kant van het bed, voor hem was het ook laat, maar ik zeg geen sorry, ik ben immers in a big hurry. Door de voordeur die -helaas deze keer wel- met een klap in het slot valt, en ik ben terug in de auto.
Gas op de plank, de ontelbare hobbels onderweg gaan zonder problemen en de grote rotonde neem ik deze vroege Nieuwjaarsochtend lekker links om. Grappig, ik volg nagenoeg dezelfde route als een maand geleden in achtervolging van de paardentrailer, met eenzelfde haast.
Voor de deur is gelukkig parkeerplaats vrij.
Wat zou het leuk zijn als deze dag ook meteen het eerste baby’tje van het jaar geboren gaat worden.

Erson doet voor me open. ‘Angelina is boven,’ zegt hij, ‘Ze ligt weer onder de dekens.’ Het hele pijngebeuren is afgezakt. Vals alarm dus.
Laten we het beschouwen als een goede oefening.
@poldervroedvrou

Geen opmerkingen: